ECLI:NL:RBNHO:2020:4773

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
HAA 18/3090 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake Kindgebonden budget

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van de opposant, die tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank in beroep was gegaan. De opposant had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst, Toeslagen, met betrekking tot het Kindgebonden budget over het jaar 2013. De rechtbank had eerder, op 14 november 2018, het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. Hierop heeft de opposant verzet ingesteld en verzocht om gehoord te worden op een zitting. Ondanks meerdere verzoeken om uitstel van de behandeling, is de opposant niet verschenen op de zitting van 26 juni 2020.

De rechtbank heeft overwogen dat de opposant in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, maar dat het verzoek om uitstel was afgewezen. De rechtbank heeft het belang van de opposant afgewogen tegen het algemeen belang van een doelmatige procesgang en heeft besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opposant niet binnen de gestelde termijn de gronden van het beroep had ingediend en geen afschrift van de uitspraak waarop het geschil betrekking had, had overgelegd.

De opposant voerde aan dat een eerdere brief van de rechtbank verkeerd was geadresseerd en dat de rechtbank contact had moeten opnemen om het juiste adres te achterhalen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de brief overeenkomstig het door de opposant opgegeven adres was verzonden en dat de retour ontvangen brief voor rekening en risico van de opposant kwam. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak van 14 november 2018 en heeft het verzet ongegrond verklaard. Er is geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/3090 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2020 op het verzet van

[X] , te [Z] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft tegen een uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst, Toeslagen, met betrekking tot het Kindgebonden budget over 2013 beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 14 november 2018 heeft de rechtbank dat beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. Opposant heeft meerdere malen verzocht om uitstel van de behandeling van het verzet op zitting. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. Opposant is niet verschenen.

Overwegingen

1. De griffier heeft opposant bij brief van 29 mei 2020 in de gelegenheid gesteld om over het verzet te worden gehoord op 26 juni 2020. Bij fax van 2 juni 2020 heeft opposant verzocht die verzetzitting uit te stellen. Dit verzoek om uitstel heeft de rechtbank afgewezen bij brief van 4 juni 2020. De rechtbank heeft, het belang van opposant afwegende tegen het algemeen belang van een doelmatige procesgang, geen aanleiding gezien opposant opnieuw in de gelegenheid te stellen om over het verzet te worden gehoord en beslist hierbij dan ook op het verzet van opposant.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn de gronden van het beroep heeft ingediend en geen afschrift van de uitspraak waarop het geschil betrekking heeft overgelegd.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat de brief van 31 juli 2018 door PostNL is geretourneerd met de mededeling “verhuizen”. Daaruit blijkt reeds dat het schrijven verkeerd werd geadresseerd. Vervolgens heeft de griffier het schrijven nogmaals per gewone post aan hetzelfde foute adres gezonden. De rechtbank had per e-mail of per fax aan opposant kunnen vragen naar welk adres zij het schrijven alsnog had dienen te verzenden, aldus nog steeds opposant.
4. De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank heeft opposant bij aangetekende brief van 31 juli 2018 onder meer verzocht om binnen vier weken de gronden van het beroep in te dienen. Deze brief heeft de rechtbank op 3 augustus 2018 retour ontvangen van PostNL met daarop de mededeling “verhuizen”. Door opposant is in het beroepschrift verzocht alle correspondentie in deze beroepsprocedure bij uitsluiting toe te zenden aan het adres [a] te [Z] . De rechtbank stelt vast dat voormelde brief overeenkomstig dit verzoek is verzonden en dat de retour ontvangen brief vervolgens ter kennisname per gewone post nogmaals aan het door opposant in zijn beroepschrift opgegeven adres is toegezonden. De stelling van opposant dat het adres fout zou zijn en dat de rechtbank daarom contact had moeten opnemen kan de rechtbank niet volgen nu opposant uitdrukkelijk heeft verzocht alle correspondentie uitsluitend naar [a] te sturen. Opposant heeft geen ander adres aan de rechtbank doorgegeven en heeft in alle nadien ontvangen correspondentie dit adres vermeld. De omstandigheid dat de brieven opposant niet hebben bereikt, dient voor zijn rekening en risico te komen.
5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 14 november 2018. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.