ECLI:NL:RBNHO:2020:4765

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
1 juli 2020
Zaaknummer
HAA 18/4596 en 18/4597 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een verzetzaak van opposant [X] tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn beroep inzake naheffingsaanslagen omzetbelasting. De zaak betreft de aanslagen met aanslagnummers [# 1] en [# 2] van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, die op 28 september 2018 zijn opgelegd. De rechtbank had eerder op 4 februari 2019 de beroepen van opposant niet-ontvankelijk verklaard en zich onbevoegd verklaard voor het verzoek om uitstel van betaling. Tegen deze uitspraak heeft opposant verzet ingesteld en verzocht om gehoord te worden op een zitting. De zitting vond plaats op 26 juni 2020, maar opposant is niet verschenen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen aangegeven dat de griffier opposant tijdig in de gelegenheid heeft gesteld om te worden gehoord, maar dat het verzoek om uitstel van de zitting is afgewezen. De rechtbank heeft de beroepen zonder zitting behandeld, omdat het eindoordeel buiten redelijke twijfel stond. De rechtbank heeft vastgesteld dat opposant het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan en heeft zich onbevoegd verklaard inzake het verzoek om uitstel van betaling.

Opposant heeft aangevoerd dat er sprake was van een verschoonbare termijnoverschrijding door ernstige ziekte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet is gebleken dat de gezondheidsproblemen van opposant zodanig ernstig waren dat hij niet in staat was om tijdig het griffierecht te voldoen of iemand te vragen zijn belangen te behartigen. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, waardoor de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 18/4596 en 18/4597 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2020 op het verzet van

[X] , te [Z] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld tegen de uitspraken op bezwaar inzake de naheffingsaanslagen omzetbelasting met aanslagnummers [# 1] en [# 2] van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam van
28 september 2018.
Bij uitspraak van 4 februari 2019 heeft de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk verklaard en zich, zoverre het verzoek van opposant zich richt tegen uitstel van betaling, onbevoegd verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld. Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 juni 2020. Opposant is niet verschenen.

Overwegingen

1. De griffier heeft opposant bij brief van 29 mei 2020 in de gelegenheid gesteld om over het verzet te worden gehoord op 26 juni 2020. Bij fax van 2 juni 2020 heeft opposant verzocht die verzetzitting uit te stellen. Dit verzoek om uitstel heeft de rechtbank afgewezen bij brief van 4 juni 2020. De rechtbank heeft, het belang van opposant afwegende tegen het algemeen belang van een doelmatige procesgang, geen aanleiding gezien opposant opnieuw in de gelegenheid te stellen om over het verzet te worden gehoord en beslist hierbij dan ook op het verzet van opposant.
2. De rechtbank heeft in de beroepszaken uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk geacht. De reden hiervoor is dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat opposant onder meer niet binnen de gestelde termijn het verschuldigde griffierecht heeft voldaan. Tevens heeft de rechtbank zich onbevoegd geacht inzake het verzoek om uitstel van betaling.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank aan dat in casu sprake is van een verschoonbare overschrijding van de termijn voor de betaling van het griffierecht omdat sprake was van een overmachtssituatie, te weten ernstige ziekte. Opposant legt voorts een aantal medische bescheiden over waaruit zou blijken dat opposant ernstig ziek was en daarom buiten staat was om werkzaamheden te verrichten. Opposant stelt dat de rechtbank zich ook ten onrechte onbevoegd heeft verklaard.
4. De rechtbank oordeelt dat niet gebleken is dat de gezondheidsproblemen zodanig ernstig zijn geweest, dat het opposant om die reden onmogelijk was om tijdig het griffierecht te voldoen dan wel iemand te vragen zijn belangen te behartigen. Dat opposant dit heeft nagelaten, dient voor zijn rekening te blijven. Er is dan ook geen aanleiding om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Voorts heeft de rechtbank zich ten aanzien van het verzoek tot uitstel van betaling terecht onbevoegd verklaard.
5. In wat opposant heeft aangevoerd, ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 4 februari 2019. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2020.
Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.