In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 juli 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een besluit van de burgemeester van de gemeente Haarlemmermeer. De burgemeester had op 4 mei 2020 besloten tot sluiting van een gebouw op het perceel [locatie] voor de duur van zes maanden, omdat er vermoedens waren van illegale gokactiviteiten. Verzoekster, de eigenaar van het pand, heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 25 juni 2020, die digitaal plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord.
De voorzieningenrechter overwoog dat het oordeel voorlopig van aard is en niet bindend is voor de rechtbank in een eventueel bodemgeding. De rechter stelde vast dat er sprake was van een spoedeisend belang voor verzoekster, aangezien zij het gebouw niet kon gebruiken of verhuren. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester op basis van de bevindingen van de politie, die op 4 mei 2020 het pand binnen waren gegaan en illegale gokactiviteiten hadden waargenomen, bevoegd was om het pand te sluiten. De rechter oordeelde echter dat de sluitingsduur van zes maanden onvoldoende gemotiveerd was en dat de burgemeester niet had aangetoond waarom deze lange sluitingsduur noodzakelijk was.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het bestreden besluit van de burgemeester geschorst, met ingang van 4 juli 2020, en veroordeelde de burgemeester in de proceskosten van verzoekster. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van bestuursdwang en de noodzaak om de belangen van de betrokken partijen in overweging te nemen.