ECLI:NL:RBNHO:2020:4719

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 789
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake aanslag omzetbelasting

Op 3 juli 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, [X 1] hodn [X 2], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had op 30 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 27 december 2019, die betrekking had op een aanslag omzetbelasting over de periode van juli 2017 tot en met september 2017. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser het verschuldigde griffierecht van € 174 niet tijdig heeft betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier. Eiser heeft geen verontschuldiging gegeven voor het verzuim om het griffierecht te betalen. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet in een openbare zitting uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/789

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2020 in de zaak tussen

[X 1] hodn [X 2] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 30 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 27 december 2019 gericht tegen de aanslag omzetbelasting over de periode juli 2017 tot en met september 2017 met aanslagnummer [#]

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. De griffier heeft bij brief van 20 februari 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 20 maart 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat dat deze brief op 25 maart 2020 is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
4. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 3 juli 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.