ECLI:NL:RBNHO:2020:4702

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
C/15/303007 / FA RK 20-2560
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing van minderjarige naar het Verenigd Koninkrijk

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de verhuizing van hun minderjarige kind naar het Verenigd Koninkrijk. De moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar kind naar Engeland te verhuizen, omdat zij daar een beter leven voor zichzelf en haar kinderen wilde opbouwen. De vader verzette zich tegen de verhuizing en vroeg de rechtbank om te bepalen dat het hoofdverblijf van het kind bij hem zou zijn na de verhuizing van de moeder. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waarbij het belang van het kind voorop stond. De rechtbank oordeelde dat de moeder een dringende reden had om te verhuizen en dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding bij haar lag. De rechtbank verleende de moeder vervangende toestemming om te verhuizen, maar stelde een termijn van maximaal een jaar in om de verhuizing voor te bereiden. Gedurende deze periode zou het hoofdverblijf van het kind bij de vader zijn. De rechtbank heeft ook een zorgregeling vastgesteld voor de periode na de verhuizing, waarbij het kind gedurende de Britse schoolvakanties bij de vader in Nederland verblijft en zes weekenden per jaar in Engeland.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
vervangende toestemming verhuizing
zaak-/rekestnr.: C/15/303007 / FA RK 20-2560
Beschikking van de meervoudige kamer voor familiezaken van 1 juli 2020
in de zaak van:
[de moeder],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. I. Kroezen, kantoorhoudende te 's-Gravenhage,
tegen
[de vader],
wonende te [plaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.P.D. de Mönnink, kantoorhoudende te Haarlem,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek, met bijlagen, van de moeder, ingekomen op 20 mei 2020;
- het verweer, tevens zelfstandig verzoek, met bijlagen, van de vader, ingekomen op
9 juni 2020.
1.2.
De behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op de zitting van 11 juni 2020 in aanwezigheid van partijen, bijgestaan door hun advocaten. De moeder is ook bijgestaan door een tolk.
Tevens was ter zitting als informant aanwezig [vertegenwoordiger van de raad] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op [datum] met elkaar gehuwd, welk huwelijk op
[datum] is ontbonden door inschrijving in de registers van de burgerlijke stand van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2012.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , VK.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
In het ouderschapsplan is vastgelegd dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf bij de vader zal hebben. Vanaf het moment dat de moeder vervangende woonruimte had gevonden, is [minderjarige] ingeschreven bij de moeder.
2.3.
Van genoemde beschikking maakt het ouderschapsplan deel uit. Hierin is een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met de vader bepaald. Uitgangspunt hiervan is dat [minderjarige] eens per twee weken een weekend bij de vader is en elke week een nacht bij de vader slaapt, waarna de vader hem de volgende dag naar de opvang brengt.
Op dit moment is [minderjarige] de ene week van donderdag na school tot vrijdagochtend vóór school bij de vader, de andere week van donderdag na school tot en met zondagavond na het avondeten.

3.Het verzoek

3.1.
De moeder heeft verzocht haar vervangende toestemming te verlenen om met [minderjarige] naar [plaats] , Engeland (VK) te verhuizen.
3.2.
Ook heeft de moeder verzocht aan haar zo nodig vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] in te schrijven op [school] in [plaats] (Engeland) of een andere school gelegen binnen een straal van 30 km vanaf [plaats] .
3.3.
De moeder heeft tenslotte verzocht een regeling ter verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen tussen de minderjarige en de vader waarbij [minderjarige] gedurende al zijn Britse schoolvakanties bij zijn vader in Nederland verblijft, met uitzondering van de twee laatste weken van de zomervakantie, een week met Pasen en een week van de kerstvakantie, waarbij [minderjarige] afwisselend het ene jaar de eerste week van de kerstvakantie bij zijn vader verblijft, het andere jaar de tweede week. Zij verzoekt te bepalen dat [minderjarige] zes weekenden per jaar met de vader in Engeland kan verblijven, van vrijdagavond tot zondagavond, in [accommodatie] of een andere accommodatie
het standpunt van moeder
3.4.
De moeder heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat zij al sinds 2018 de wens heeft om terug te keren naar haar geboorteland.
De vader en de moeder kennen elkaar sinds 2003. Toen zij elkaar drie jaar kenden zijn ze gaan samenwonen in het VK en daar in 2008 met elkaar getrouwd. Moeder is Brits burger, vader heeft de Nederlandse nationaliteit. [minderjarige] heeft beide nationaliteiten. Wegens relatieproblemen tussen de ouders is de moeder in 2011 met [minderjarige] naar Nederland verhuisd waar zij bij haar moeder - die destijds in Nederland woonde – terecht kon. Bij beschikking van 28 augustus 2012 van de rechtbank Haarlem is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
In november 2018 is haar moeder terug naar Engeland gegaan. In Nederland heeft de moeder sindsdien geen steun meer van familie en geen ander netwerk. De moeder benadrukt dat het feit dat zij in Engeland kan gaan samenwonen met haar partner, [partner] , niet de grondslag is van haar verhuisverzoek. Ook als zij er geen partner zou hebben, zou zij het verzoek hebben ingediend.
3.5.
De moeder heeft nog een kind, [kind] , geboren op [geboortedatum] uit het op [datum] ontbonden huwelijk van de moeder met [naam] . De hoofdverblijfplaats van [kind] is bij de moeder. [kind] is Brits burger.
3.6.
Zowel [minderjarige] als [kind] hebben een vorm van autisme. Bij [minderjarige] is in februari 2020 bovendien de diagnose epilepsie gesteld. De moeder is de hoofdverzorger van beide kinderen. Volgens de moeder levert dit veel stress op en is dit zonder steun van familie in Nederland en bij gebrek aan ander netwerk nauwelijks vol te houden. Zij voelt zich ongelukkig, staat mentaal onder grote druk en ervaart donkere dagen. Een verhuizing naar Engeland zal haar leven en dat van beide kinderen vele malen makkelijker en aangenamer maken.
3.7.
Het is de wens van moeder dat [kind] zal meeverhuizen naar het VK. [kind] ’s vader, die de Canadese nationaliteit heeft, gaat hiermee akkoord en zal meegaan.

4.Verweer en zelfstandig verzoek

4.1.
De vader heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hij is van mening dat de verzoeken van de moeder moeten worden afgewezen.
4.2.
De vader heeft de rechtbank verzocht om te beslissen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijfplaats vanaf de dag van de verhuizing van de moeder naar Engeland zal hebben bij de vader.
het standpunt van vader
4.3.
De vader betwist de noodzaak van de moeder om naar Engeland te verhuizen. Volgens de vader waren partijen al snel na hun huwelijk van plan om naar Nederland te verhuizen, om dichter bij zijn familie te zijn en bij de familie van de moeder in Nederland. Afspraak was dat de verhuizing pas gerealiseerd zou worden als de vader in Nederland werk gevonden had. De vader voert aan dat de moeder in Nederland een prima woning heeft en haar werk. Dat het haar zwaar valt om naast de zorg voor beide kinderen fulltime te werken vormt geen noodzaak om te verhuizen. De vader is bereid een groter aandeel in de zorg voor [minderjarige] op zich te nemen om de moeder te ontlasten. Hij vindt het geen bezwaar als de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] gewijzigd zou moeten worden en bij hem zal zijn. Een verhuizing van [minderjarige] naar Engeland zal een abrupt en niet reparabel einde betekenen van de tot nu toe gebruikelijke gelijkwaardige verdeling van de zorgtaken. Vader vindt het voorstel van de moeder om de gevolgen van een verhuizing te compenseren onvoldoende. Hij zal nooit alle (school)vakanties vrij kunnen nemen en de weekends die zijn voorzien hebben door de reistijd en het gedwongen verblijf in hotel of B&B in feite nauwelijks inhoud.
De vader benadrukt dat het niet zo is dat hij nooit zijn toestemming zal geven, maar dat hij het nu te vroeg vindt, gelet op de leeftijd en de ontwikkeling van [minderjarige] . Ter zitting heeft zijn advocaat gezegd dat vader wel snapt dat moeder wil weggaan, maar dat hij het niet acceptabel vindt dat het contact dan zoveel minder wordt. [minderjarige] is nog jong en kwetsbaar. Alle (medische) zorg is hier nu geregeld, [minderjarige] kent zijn behandelaars. Hij heeft veel moeite (mede ten gevolge van zijn autisme) met verandering en moet de tijd krijgen om langzamer te wennen aan andere situaties. Hij zal vertrouwd moeten raken met zijn familie in Engeland, met de partner van de moeder en diens huis, met het sociale leven daar. Dit zal het voor hem op termijn makkelijker maken om de overstap te maken.

5.De visie van de Raad

De Raad stelt voorop dat beide varianten die aan de orde zijn (verhuizen naar Engeland en de vader in Nederland òf hoofdverblijf bij de vader en de moeder verhuist naar Engeland), specifiek voor een kind als [minderjarige] erg ingrijpend zijn. Primair is immers zijn belang om zijn beide ouders in de buurt te houden. Het voorstel van de vader om de plannen uit te stellen tot [minderjarige] weerbaarder is, heeft op dit moment de voorkeur van de Raad.

6.De beoordeling

6.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening brengt mee dat een ouder voor verhuizing van de minderjarige, toestemming van de andere ouder nodig heeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover op verzoek een beslissing nemen. Volgens vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van de minderjarige, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen, waaronder:
- het recht en belang van de verhuizende ouder en de vrijheid om zijn of haar leven opnieuw in te richten;
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarigen en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld zijn in zijn omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
6.2.
Het uitgangspunt is dat de ouder bij wie de minderjarige zijn hoofdverblijfplaats heeft, in beginsel vervangende toestemming krijgt om te verhuizen, indien de omstandigheden van het geval na een belangenafweging, zoals hierboven is vermeld, een dergelijke beslissing rechtvaardigen. Dit geldt ook indien die ouder de intentie heeft om naar het buitenland te verhuizen.
6.3.
De belangrijkste reden voor de voorgenomen verhuizing van de moeder naar Engeland is haar diepgewortelde wens om terug te keren naar haar vaderland waar zij zich thuis voelt, omringd is door familie en een beter leven kan bieden aan haar kinderen, juist omdat zij zichzelf daar goed voelt. In Nederland mist zij dit gevoel van welbevinden, wat haar ernstig belemmert in haar taak als moeder. Daar komt bij dat de vader van haar jongste kind (met wie zij een goed contact heeft) ook naar het VK verhuist en haar huidige partner daar woont.
Deze wens is (daarom) op zichzelf genomen invoelbaar en de rechtbank heeft ter zitting ervaren dat deze diepgeworteld is.
6.4.
De vader betwist blijkens zijn verklaringen ter zitting deze dringende behoefte van de moeder niet of in ieder geval niet meer. Ter zitting is – integendeel – gebleken dat de beide ouders over en weer begrip kunnen opbrengen voor elkaars standpunt en niet in hun eigen standpunt zijn verhard. Zij gunnen elkaar over en weer een goed leven en hebben oog voor elkaars belangen, waaronder ook het belang een betekenisvol aandeel te hebben in het leven van en de zorg voor [minderjarige] . Het debat tussen partijen spitst zich - uit oprechte zorg voor [minderjarige] - toe op de vraag wat de draagkracht van [minderjarige] is, of hij deze grote verandering in zijn leven aan zal kunnen en – zo ja – wanneer en onder welke condities.
6.5.
Uit de stukken en de verklaringen van ouders ter zitting ontstaat het beeld dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding van [minderjarige] in de afgelopen jaren bij de moeder heeft gelegen. Uit de stukken en haar toelichting ter zitting blijkt dat het voor haar emotioneel niet langer op te brengen is in Nederland te blijven. Als zij – zoals zij het ziet – ‘instort’ zal zij de hoofdtaak in de verzorging ook niet meer kunnen dragen. Daarom ziet zij zich in het uiterste geval genoodzaakt zonder [minderjarige] te verhuizen. De vader vreest de consequenties van de verhuizing – zeker van een verhuizing nú – voor [minderjarige] , die geconfronteerd zal worden met vele zeer ingrijpende veranderingen in zijn leven, waar juist veel stabiliteit en weinig verandering in zijn belang is, terwijl de beide ouders minder voor hem beschikbaar zullen zijn: de moeder niet, omdat zij ook zelf een grote verandering in haar leven moet vormgeven en de vader niet, omdat hij op afstand is en [minderjarige] nog maar beperkt kan zien en spreken.
6.6.
De rechtbank zal bij de beoordeling en belangenafweging er allereerst vanuit gaan dat in beginsel het belang van [minderjarige] om samen met de moeder naar Engeland te verhuizen moet prevaleren boven het belang om op basis van de huidige regeling regulier contact met de vader te hebben en op die momenten te verblijven in de hem vertrouwde omgeving. Dit volgt uit de omstandigheid dat het zwaartepunt van de verzorging en opvoeding – waaraan in dit geval extra eisen zijn verbonden – bij de moeder ligt en er voor de moeder een voldoende dringende reden is om naar Engeland te verhuizen.
6.7.
Daarnaast zal de rechtbank bij de beoordeling en belangafweging aansluiting zoeken bij het pleidooi van de vader en de Raad dat er een termijn moet komen om de verhuizing voor [minderjarige] goed voor te bereiden en [minderjarige] in staat te stellen aan de (naderende) verhuizing te wennen. De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat op voorhand wordt bepaald dat [minderjarige] op een door de ouders in overleg te bepalen termijn, maar na uiterlijk een jaar, definitief zal verhuizen en bij de moeder in Engeland zal gaan wonen. Dit zal [minderjarige] aan de ene kant zekerheid en duidelijkheid geven dat hij met de moeder naar Engeland gaat verhuizen, terwijl deze transitieperiode aan de andere kant de moeder in staat zal stellen om zich in Engeland te installeren en haar leven met een nieuwe partner in een nieuwe sociale omgeving opnieuw in te richten en vorm te geven. [minderjarige] zal in de gelegenheid zijn om daar regelmatig te komen en te wennen. Hij zal dan kunnen toegroeien naar zijn nieuwe woonsituatie. Er zal in rust kunnen worden gewerkt aan de overgang naar een nieuwe school met het ongetwijfeld in Engeland opnieuw vereiste medische en pedagogische onderzoek. Er zal ruimte zijn – mede omdat [kind] direct met de moeder meegaat – om een eerste contact met andere kinderen te maken en zich een plek te verwerven.
6.8.
De rechtbank zal bepalen dat het hoofdverblijf van [minderjarige] in de tussenliggende periode bij de vader zal zijn. Dit zal het nodige van de vader vergen en dat onderkent hij ook, maar het zal ook gelegenheid bieden de band met [minderjarige] te versterken, zodat deze tegen de naderende verandering beter bestand is. De ouders worden in staat geacht samen te werken bij de verhuizing en de moeder zal de vader dan ook kunnen betrekken bij de verhuizing door hem kennis te laten maken met haar nieuwe sociale- en woonomgeving. De ouders zullen kunnen zoeken naar de wijze, waarop betekenisvol invulling kan worden gegeven aan het vaderschap anders dan het door de vader – begrijpelijk – gevreesde concept van ‘een dagje in een B&B’. Aldus kan, in het belang van [minderjarige] , worden bewerkstelligd dat hij bij de ingrijpende gebeurtenis die de verhuizing voor hem is, de begeleiding van beide ouders zal ervaren.
6.9.
De rechtbank zal daarom het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen toewijzen in die zin dat een termijn zal worden bepaald waarop de verhuizing zal plaatsvinden, indien de ouders geen eerdere datum overeenkomen. De rechtbank kiest daarbij voor 1 juli 2021, vanwege de veelal gewenste wisseling van school in de zomervakantie. De rechtbank sluit echter niet uit dat de ouders gezamenlijk tot de conclusie komen dat een eerdere overgang meer in het belang van [minderjarige] is. Daartoe hebben zij de ruimte. Het zelfstandig verzoek van de vader om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen zal (spiegelbeeldig) voor een bepaalde termijn worden toegewezen, te weten met ingang van de dag van de verhuizing van de moeder naar het Verenigd Koninkrijk, tot 1 juli 2021, tenzij de ouders een eerdere datum overeenkomen.
zorgregeling
6.10.
De (transitieperiode naar de) verhuizing van [minderjarige] naar Engeland zal gevolgen hebben voor de zorgregeling. In het eerste jaar zullen afspraken moeten worden gemaakt over een zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder. Als [minderjarige] op termijn bij de moeder in Engeland woont, zal de zorgregeling tussen de vader en [minderjarige] moeten worden vormgegeven.
6.11.
Het verzoek van de moeder betreffende de zorgregeling heeft betrekking op de situatie waarin [minderjarige] bij haar in Engeland woont. De vader heeft bij zijn verzoek om wijziging van het hoofdverblijf van [minderjarige] geen zelfstandig verzoek tot vaststelling van een zorgregeling ingediend. Hij heeft er vertrouwen in dat ouders in staat zullen zijn in goed overleg afspraken te maken over de aanpassing van de zorgregeling.
6.12.
De rechtbank acht het in het belang van [minderjarige] dat de ouders in het eerste jaar een spiegelbeeld van de door de moeder voorgestelde zorgregeling uitvoeren in die zin dat [minderjarige] volgens het schema in de (Nederlandse) schoolvakanties en daarnaast 6 losse weekenden bij de moeder in Engeland zal zijn. De rechtbank vertrouwt erop dat de ouders dit in onderling overleg nader kunnen invullen.
6.13.
Zodra [minderjarige] definitief naar Engeland is verhuisd, zal de door de moeder voorgestelde zorgregeling worden uitgevoerd, tenzij de ouders daarover dan andere afspraken zullen hebben gemaakt. De rechtbank gaat ervan uit dat de kosten hiervan worden gedragen, zoals door de moeder voorgesteld. Dit betekent dat zij het merendeel ervan voor haar rekening neemt.
voorwaardelijk verzoek: zo nodig: vervangende toestemming schoolinschrijving
6.14.
Gelet op het hiervoor overwogene, in samenhang met de termijn waarop de verhuizing van [minderjarige] zal plaatsvinden, ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten de moeder op dit moment toestemming te verlenen [minderjarige] in te schrijven op de school in [plaats] of in de omgeving van [plaats] . Bovendien zijn er geen aanwijzingen dat er een geschil is tussen de ouders over de inschrijving van [minderjarige] op enige school, zodat het verzoek in zoverre zal worden afgewezen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarige [minderjarige] :
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , op 1 juli 2021 of een eerdere door de ouders overeengekomen datum te verhuizen naar [plaats] , Engeland (Verenigd Koninkrijk) en hem in te schrijven op het adres [adres] ;
7.2.
bepaalt, met wijziging van de beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2012 en het erin opgenomen ouderschapsplan, dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige van de dag van verhuizing van de moeder naar het Verenigd Koninkrijk tot 1 juli 2021 of een eerdere door de ouders overeengekomen datum, bij de vader zal zijn;
7.3.
stelt, met wijziging in zoverre van de hierboven genoemde beschikking van deze rechtbank van 28 augustus 2012 en het erin opgenomen ouderschapsplan, en de nadere afspraken van partijen, de volgende verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast:
na zijn definitieve verhuizing naar Engeland verblijft [minderjarige] bij de vader:
  • gedurende al zijn Britse schoolvakanties bij de vader in Nederland, met uitzondering van de twee laatste weken van de zomervakantie, een week met Pasen en een week van de kerstvakantie, waarbij [minderjarige] afwisselend het ene jaar de eerste week van de kerstvakantie bij de vader blijft en het andere jaar de tweede week;
  • gedurende zes weekenden per jaar in Engeland, waarbij [minderjarige] vanaf vrijdagavond tot zondagavond bij de vader in [accommodatie] of andere accommodatie verblijft;
7.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
7.5.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Stefels, voorzitter, en mr. F.C. Bakker en mr. A.J.F. Manders, leden van deze kamer, allen tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.C.M. Kroon als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 juli 2020.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. De verzoekende partij en/of de zich verwerende partij dient het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen.