1.2.Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en gekregen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en op 8 augustus 2019 een rapport opgesteld waaruit blijkt dat eiseres tot participeren in staat is.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en op 11 september 2019 een rapport opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ziet aanleiding anders te concluderen dan de arbeidsdeskundige in de primaire fase. Eiseres wordt in staat geacht om het wettelijk minimumloon te verdienen. Hierdoor voldoet zij niet aan de voorwaarden voor een Indicatie banenafspraak.
Verweerder heeft vervolgens in het bestreden besluit beslist.
2. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de indicatie banenafspraak ten onrechte is toegekend.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep is van mening dat de belastbaarheid van eiseres niet correct is vastgesteld en dat eiseres tot participeren in staat wordt geacht.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor een indicatie banenafspraak omdat zij geacht wordt in staat te zijn het wettelijk minimumloon te verdienen.
3. Eiseres heeft in beroep toegelicht wat de (medische) gevolgen zijn op haar leven na drie auto-ongelukken (1988, 2000 en 2015). Reizen naar verweerders kantoor voor onderzoek kost haar te veel moeite en was niet mogelijk. Dit betekent dat reizen naar werk ook niet mogelijk is.
Verder heeft eiseres naar voren gebracht dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen mondeling contact heeft opgenomen met de huisarts en zijn vragen aan de huisarts waren niet duidelijk. Eiseres is in 2016 zes maanden in behandeling geweest bij een psycholoog. EMDR heeft iets geholpen. Verder is de informatie van de neurologen onvoldoende meegewogen.
Eiseres vindt dat de indicatie banenafspraak voortgezet zou moeten worden. Zij wil rustig passend werk verrichten, maximaal drie uur in de middag.
Aanvullend heeft eiseres aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het verbod op reformatio in peius en het rechtzekerheidsbeginsel. Zij vindt het onderzoek niet zorgvuldig nu dit is uitgevoerd op basis van dossierstudie.
Eiseres betwist de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat zij geen klachten heeft, nu deze niet objectiveerbaar zijn. Dit volgt niet uit de brieven van haar neuroloog dr. [naam 1] van 22 juli 2019 en 15 november 2019 waaruit blijkt dat zij “goed hersteld” is maar dit betekent niet dat zij klachtenvrij is. Hieruit blijkt ook dat haar klachten kunnen worden veroorzaakt door de whiplash of hersenschudding. Verder volgt uit deze informatie dat bij herstel van hersenletsel tijd nodig is. Eiseres verwijst verder naar de informatie van osteopaat [naam 2] van 4 november 2019, fysiotherapeut [naam 3] van 5 november 2019. Hoewel de medische informatie is gedateerd na het bestreden besluit, ziet deze op de datum in geding en dit was ook naar voren gekomen indien het medisch onderzoek zorgvuldig was geweest.
Ook benadrukt eiseres dat 1,5 uur reizen naar Alkmaar voor een onderzoek voor haar geen reële optie is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep rekent haar dit aan echter uit de medische informatie met betrekking tot haar forse claustrofobie en duizeligheid blijkt dat dit niet mogelijk was.
Eiseres stelt dat inzicht in haar dagindeling ontbreekt en licht deze toe.
De stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat bij eiseres beperkingen aan de orde zijn die in overeenstemming zijn met haar leeftijd is aantoonbaar onjuist. Zij kan met haar beperkingen niet 8 uur per dag/40 uur per week werken waarmee zij het wettelijk minimumloon zou kunnen verdienen.
Eiseres verwijst verder naar informatie van de polikliniek neurologie met betrekking tot hun conclusie op 29 maart 2016, informatie van de KNO-arts van 27 mei 2016, een medisch journaal over de periode 2 november 2015 tot en met 24 mei 2019.
4. Tussen partijen is in geschil of verweerder op basis van het verzekeringsgeneeskundig en arbeidsdeskundig onderzoek heeft kunnen concluderen dat eiseres in staat kan worden geacht het wettelijk minimumloon te verdienen, waardoor zij niet in aanmerking komt voor een indicatie banenafspraak.
5. Met betrekking tot het beroep van eiseres op het verbod op reformatio in peius, overweegt de rechtbank het volgende.
Voormeld beginsel staat eraan in de weg dat het indienen van een bezwaarschrift er toe leidt dat de indiener via de heroverweging door het bestuursorgaan in een slechtere positie geraakt dan zonder de bezwaarprocedure mogelijk zou zijn. Ingevolge artikel 3.5., zesde lid, van het Besluit SUWI wordt, indien uit de analyse, bedoeld in het derde lid en vierde lid, blijkt dat een persoon geen drempelfunctie of voor een deel één drempelfunctie kan uitvoeren, de persoon niet geacht in staat te zijn het minimumloon te verdienen met dien verstande dat de beperkingen of belemmeringen die een persoon ondervindt naar verwachting nog ten minste voor 6 maanden na de beoordeling zullen bestaan.
Uit het rapport van verweerders arts van 3 januari 2019 blijkt dat op 18 december 2018 bij eiseres een huisbezoek heeft plaatsgevonden en beperkingen zijn vastgesteld die naar verwachting nog minimaal 6 maanden nog voortduren.
Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 8 augustus 2019 en het bestreden besluit van 12 september 2019 zijn genomen ruim 6 maanden later.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit niet in strijd is met het verbod op reformatio in peius. Immers, verweerder kon, gelet op het bepaalde in voormeld artikel, ten tijde van het bestreden besluit ook los van het bezwaar tegen het primaire besluit beslissen dat eiseres niet langer voldoet aan de voorwaarden voor een indicatie banenafspraak. Deze beroepsgrond treft dan ook geen doel.
6. Gelet op de overige beroepsgronden dient de rechtbank thans eerst te beoordelen of het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door verweerder zorgvuldig is verricht en vervolgens of er twijfel bestaat over de juistheid van de uit dat onderzoek door verweerder getrokken conclusies.