ECLI:NL:RBNHO:2020:4651
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Last onder dwangsom ter voorkoming van herhaling van overtreding van artikel 2:74 APV Zaanstad
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 18 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarbij aan hem een last onder dwangsom was opgelegd om herhaling van een overtreding van artikel 2:74 van de Algemene plaatselijke verordening (APV) Zaanstad 2013 te voorkomen. De last hield in dat eiser niet binnen de gemeente Zaanstad op of aan de weg post mocht vatten of zich daar heen en weer mocht bewegen, met het doel om verdovende middelen af te leveren, aan te bieden of te verwerven. De hoogte van de dwangsom was vastgesteld op € 2.500,- per overtreding, met een maximum van € 10.000,-.
Eiser betoogde dat de bepaling onvoldoende duidelijk was en dat de opgelegde last oneigenlijk was, gezien de samenloop met het strafrecht. De rechtbank oordeelde echter dat de bepaling voldoende duidelijk was en dat de last onder dwangsom niet als punitief kon worden aangemerkt. De rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de last was bedoeld om herhaling van de overtreding te voorkomen en niet om te straffen. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging in dit geval niet onevenredig was en dat de hoogte van de dwangsom in redelijke verhouding stond tot de overtreding.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.