ECLI:NL:RBNHO:2020:4650

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5350
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven en bezwaar tegen besluit

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedaan op 18 juni 2020, betreft het een geschil tussen eiser, een slachtoffer van mishandeling, en de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven. Eiser had op 2 september 2019 een uitkering van € 1.115,- toegekend gekregen uit het Schadefonds, maar was het niet eens met het besluit van 29 oktober 2019 waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser had eerder, op 16 november 2016, een aanvraag ingediend voor een uitkering, die destijds was afgewezen omdat niet voldoende aannemelijk was dat hij slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Na een herzieningsverzoek in 2019 werd de aanvraag opnieuw beoordeeld, maar de hoogte van de uitkering werd vastgesteld op basis van de beleidsbundel en letsellijst van 1 juli 2019. Eiser betoogde dat verweerder ten onrechte naar deze letsellijst had verwezen, aangezien zijn aanvraag dateerde van 2016. De rechtbank oordeelde echter dat de verwijzing naar de letsellijst van 1 juli 2019 terecht was, omdat de heroverweging van het bestreden besluit moest plaatsvinden op basis van de feiten en omstandigheden op het moment van de heroverweging. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de uitkering niet zou veranderen, ongeacht welke letsellijst werd toegepast, omdat het letsel van eiser in alle relevante lijsten onder letselcategorie 2 viel. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5350

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juni 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

en

Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, verweerder

(gemachtigde: mr. H.K.M. Timmermans).

Procesverloop

Bij besluit van 2 september 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiser een uitkering van het Schadefonds Geweldsmisdrijven toegekend ter hoogte van € 1.115, -.
Bij besluit van 29 oktober 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1.1
Op [datum] 2016 is eiser slachtoffer geworden van mishandeling, waarbij eiser een gebroken jukbeen en oogkas opliep, waaraan hij is geopereerd. Sinds de mishandeling heeft eiser vaak last van hoofdpijn, ervaart hij psychische klachten en is hij onder behandeling bij een psychiater en een sociaal verpleegkundige.
1.2
Op 16 november 2016 heeft eiser bij verweerder een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven (het Schadefonds). Bij besluit van 5 april 2017 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, omdat onvoldoende aannemelijk was dat eiser slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf.
1.3
Op 26 april 2019 heeft eiser bij verweerder nogmaals een aanvraag ingediend voor een uitkering uit het Schadefonds. Verweerder heeft deze aanvraag aangemerkt als een verzoek om herziening van het besluit van 5 april 2017.
2. Bij het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit is gehandhaafd, heeft verweerder aan eiser een uitkering uit het Schadefonds toegekend ter hoogte van € 1.115, -. Voor het bepalen van de hoogte van de uitkering heeft verweerder gekeken naar de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven (de beleidsbundel) en de Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven (de letsellijst) van 1 juli 2019. Het letsel dat eiser heeft opgelopen behoort tot letselcategorie 2, waarbij een uitkering hoort ter hoogte van € 2.500, -. Omdat de rechtbank de dader reeds heeft veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding aan eiser ter hoogte van € 1.472,36 voor materiele en immateriële schade en verweerder schadevergoedingen voor immateriële schade, herstel van letsel en verlies van arbeidsvermogen aftrekt van de uitkering uit het Schadefonds, heeft verweerder een bedrag van € 1.385,00 (bestaande uit € 1.000,00 immateriële schade en € 385,00 voor medische kosten)verrekent met de bij letselcategorie 2 behorende uitkering.
3. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage en maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
4.1
Eiser betoogt dat verweerder ten onrechte heeft verwezen naar de letsellijst van
1 juli 2019. Verweerder dient voor de beoordeling van een aanvraag te kijken naar de letsellijst die gold op het moment dat een aanvraag wordt ingediend. De aanvraag van eiser dateert van 6 juni 2016 en zijn verzoek om herziening ziet op het besluit van 5 april 2017.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat, zoals ook in de beleidsbundel is opgenomen, een bezwaarschrift wordt behandeld op basis van het beleid dat op dat moment geldt. Ten tijde van het bestreden besluit was de letsellijst van 1 juli 2019 van toepassing. Bij de behandeling van een verzoek om herziening is het beleid bepalend dat gold ten tijde van de beslissing op de aanvraag waarop het verzoek om herziening betrekking heeft. Omdat eiser op 26 april 2019 heeft verzocht om herziening van het besluit van 5 april 2017, had in het primaire besluit de letsellijst van 1 juli 2016 in plaats van de letsellijst van 1 januari 2019 moeten worden toegepast. Toepassing van de juiste letsellijst had echter niet geleid tot een andere uitkering, omdat het letsel van eiser ook volgens de letsellijst van 1 juli 2016 in letselcategorie 2 valt.
4.3
De rechtbank overweegt dat artikel 7:11, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien het bezwaar ontvankelijk is, op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaatsvindt. De heroverweging moet in beginsel geschieden met inachtneming van alle feiten en omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip van de heroverweging (de zogenaamde ex-nunc toetsing). Dit betekent dat verweerder in het bestreden besluit terecht heeft verwezen naar de letsellijst van 1 juli 2019. Dat verweerder in het primaire besluit per abuis heeft verwezen naar de letsellijst van 1 januari 2019 in plaats van naar de letsellijst van 1 juli 2016 doet daar niet aan af. Bovendien maakt dat voor de hoogte van de aan eiser toegekende uitkering uit het Schadefonds ook geen verschil, omdat het letsel dat eiser heeft opgelopen volgens alle hiervoor genoemde letsellijsten onder letselcategorie 2 valt, waarbij een uitkering hoort ter hoogte van € 2.500, -. Het betoog slaagt niet.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Excel, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 18 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
BIJLAGE
Wet schadefonds geweldsmisdrijven
Artikel 3
1. Uitkering kan worden gedaan
a. aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 juli 2019
Paragraaf 1.2
Om voor een uitkering in aanmerking te komen, moet het geweldsmisdrijf ernstig fysiek of psychisch letsel hebben veroorzaakt (artikel 3 van de Wet). De ernst van het letsel wordt bepaald aan de hand van de aard en de gevolgen van het letsel. Het Schadefonds vindt letsel ernstig als het langdurige of blijvende ernstige medische gevolgen heeft.
Net zoals in het civiele recht neemt het Schadefonds het slachtoffer zoals hij ten tijde van het misdrijf was. Hierdoor kan het voorkomen dat er bij iemand die op het moment van het misdrijf fysiek of psychisch zwakker was, eerder sprake is van ernstig letsel dan wanneer hij op dat moment kerngezond was geweest.
Paragraaf 1.2.2
Het Schadefonds heeft een letsellijst ontwikkeld om het opgelopen letsel in een letselcategorie in te kunnen delen. Deze letsellijst is te raadplegen op www.schadefonds.nl. De lijst richtlijnen welk fysiek en psychisch letsel volgens het Schadefonds als voldoende ernstig kan worden aangemerkt in de zin van de Wet om een uitkering te rechtvaardigen. De letsellijst maakt onderscheid tussen zes letselcategorieën, waaraan vaste uitkeringsbedragen zijn gekoppeld. Op basis van de ernst van het opgelopen letsel en de omstandigheden waaronder het geweldsmisdrijf is gepleegd, bepaalt het Schadefonds welke letselcategorie van toepassing is en welk uitkeringsbedrag hierbij hoort (zie hoofdstuk E).
Letsellijst Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 juli 2019
1A. Algemene uitgangspunten voor indeling fysiek letsel in letselcategorieën
Om te bepalen of fysiek letsel als voldoende ernstig kan worden aangemerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen hanteert het Schadefonds de volgende algemene uitgangspunten. De gedachte achter deze uitgangspunten is dat letsel ernstiger wordt beschouwd naarmate de beperkingen en afhankelijkheid door het letsel toenemen en langer
duren. De uitgangspunten kunnen niet zelfstandig worden gelezen, maar alleen in samenhang met de verdere invulling in deel 1B van de letsellijst. Letselcategorie 0 betekent dat het Schadefonds het bijbehorende letsel niet als voldoende ernstig aanmerkt om voor een
uitkering in aanmerking te komen.
Letselcategorie 2
 Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met tijdelijke beperkingen en afhankelijkheid, die naar de aard en gevolgen
 ernstiger zijn dan letselcategorie 1.
 Fysiek letsel waarbij behandeling nodig is, met blijvende niet-hinderlijke beperkingen.
 Fysiek letsel waarbij een operatieve ingreep noodzakelijk is, tenzij anders vermeld in deel 1B van de letsellijst.
1B. Lijst met fysieke letsels en bijbehorende letselcategorieën
De lijst hieronder is een invulling van de algemene uitgangspunten uit deel 1A van de letsellijst. In deze lijst is het fysieke letsel naar lichaamsdeel ingedeeld. Per lichaamsdeel worden fysieke letsels genoemd. Het cijfer dat voor het letsel staat, geeft aan in welke letselcategorie het valt. Letselcategorie 0 betekent dat het Schadefonds het bijbehorende letsel niet als voldoende ernstig aanmerkt om voor een uitkering in aanmerking te komen. Komt het opgelopen fysieke letsel niet voor in de lijst dan onderzoekt (de medisch adviseur van) het Schadefonds of het als ernstig kan worden aangemerkt. De lijst is dus niet uitputtend. Als vaststaat dat door het letsel het huidige beroep niet meer kan worden uitgeoefend, wordt één letselcategorie hoger toegekend.
Algemene opmerking in geval van fracturen:
De verwijdering van eerder aangebracht osteosynthesemateriaal (= platen en schroeven) wordt niet als een afzonderlijke operatie aangemerkt en/of verzwarende omstandigheid waarvoor een hogere letselcategorie wordt toegekend.
Aangezichtsschedel
2 Fractuur van een oogkas (= orbita) met operatieve behandeling.* / **
2 Fractuur van het jukbeen (= zygoma) met operatieve behandeling.* / **