ECLI:NL:RBNHO:2020:4631

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
24 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4070
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid na auto-ongeval

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.M. Bonsen-Lemmers, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder), vertegenwoordigd door R. Hopster. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die was afgewezen door verweerder. Eiseres had eerder, na een ernstig auto-ongeval in 2006, een WIA-beoordeling ondergaan en was toen als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld. Na een nieuwe aanvraag in 2018, waarin zij aangaf toegenomen klachten te hebben, werd opnieuw een herbeoordeling uitgevoerd. De verzekeringsarts concludeerde dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling, en verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Tijdens de zitting op 4 juni 2020 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij stelde dat haar klachten ernstiger waren dan door verweerder werd aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de medische rapportages zorgvuldig waren en dat de verzekeringsartsen voldoende informatie hadden om tot hun conclusies te komen. De rechtbank volgde de conclusie dat eiseres op de datum in geding, 1 februari 2017, minder dan 35% arbeidsongeschikt was en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd niet in een openbare zitting gedaan vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/4070

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.M. Bonsen-Lemmers),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. Hopster).

Procesverloop

Bij besluit van 30 januari 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Bij besluit van 13 augustus 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 juni 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1.
De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiseres is werkzaam geweest als medewerker inburgering. Zij is in mei 2006 betrokken geraakt bij een ernstig auto-ongeval. Hierdoor is haar arm op twee plaatsen gebroken. In mei 2010 heeft zij zich ziek gemeld met klachten aan haar arm. Bij de Wet WIA-beoordeling voor het einde van de wachttijd op 8 mei 2012, werd eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht. Eiseres kwam daarom niet in aanmerking voor een uitkering in verband met werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA). Eiseres heeft sindsdien niet meer gewerkt. Op 2 november 2018 heeft eiseres een nieuwe WIA‑aanvraag gedaan die ziet op de periode vanaf 2013. Hierbij heeft zij aangegeven dat zij toegenomen klachten heeft van dezelfde ziekteoorzaak als in 2012.
1.2.
Verweerder heeft een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres verricht. Op 14 december 2018 heeft in dat kader een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 14 december 2018 en heeft informatie opgevraagd bij een behandelaar van eiseres. Ondanks herhaaldelijk rappelleren heeft de verzekeringsarts geen aanvullende informatie van de behandelaar ontvangen. Op basis van de wel voorhanden zijnde medische informatie is de verzekeringsarts tot de conclusie gekomen dat eiseres in 2013 klachten had van een andere aandoening dan in 2012. Door gebrek aan informatie van de behandelend specialist heeft hij niet kunnen vaststellen dat de klachten door dezelfde ziekteoorzaak worden veroorzaakt. De verzekeringsarts is tot de conclusie gekomen dat geen sprake is van toegenomen beperkingen door dezelfde ziekteoorzaak per januari 2013 of februari 2017. Verweerder heeft hierop het primaire besluit genomen en beslist dat eiseres geen WIA‑uitkering krijgt per januari 2013 of februari 2017.
1.3.
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, heeft eiseres onderzocht op het spreekuur van 16 juli 2019 en heeft kennis genomen van hetgeen tijdens de hoorzitting is besproken en de door eiseres overgelegde medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geconcludeerd dat het doormaken van Carpaal Tunnel Syndroom in 2013 los staat van het ongeval in 2006 en de gevolgen daarvan. Ten aanzien van de klachten aan de linkerarm en schouder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het volgende weergegeven. Eiseres heeft al vele jaren chronische pijn door linker schouderklachten. Daarnaast heeft zij pijn in haar bovenarm en elleboog, vooral bij meer belasten. In 2017 is er ulnaropathie [1] vastgesteld en is zij hieraan geopereerd, maar de klachten blijven. De ulnaropathie is in het gebied van de botbreuken uit 2006 en de latere botvorming kan hiertoe bijgedragen hebben. De pijnklachten zijn minder goed te verklaren, maar de linkerarm is getraumatiseerd en kwetsbaar door de schouderproblematiek, die ook niet los staat van het ongeval. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dan ook niet buiten twijfel kunnen stellen dat de chronische pijnklachten niets met de eerdere aandoeningen te maken hebben. In 2012 zijn fysiek geen grote beperkingen aangenomen. Gelet op de chronische pijnklachten en snelle overbelasting van de linkerarm, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien om vanaf 1 februari 2017 meer beperkingen aan te nemen dan in 2012. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder de beperkingen die in 2012 zijn gesteld op basis van de psychische problemen gehandhaafd. De verzekeringsarts heeft eiseres wel belastbaar geacht. Hij heeft de beperkingen, weergegeven in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 2012, aangepast.
1.4.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van verweerder heeft op basis van de FML vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar oude functie van administratief medewerkster inburgering (de maatman). Hij heeft vier functies geselecteerd die gelet op de beperkingen in de FML wel voor eiseres geschikt zijn: secretarieel medewerker, administratief medewerker, archiefmedewerker en administratief ondersteunend medeweker. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiseres met die functies nog een zodanig inkomen kan verdienen dat bij eiseres sprake is van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 28,11%, dus minder dan 35%. Gelet hierop heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
De rechtbank komt tot de volgende beoordeling.
Wettelijk kader en omvang van het geschil
2.1
Artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet WIA bepaalt dat indien op de eerste dag na afloop van de wachttijd geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, alsnog recht op die uitkering ontstaat met ingang van de dag dat de verzekerde wel (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt wordt, indien hij op de dag hieraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid. Op grond van het derde lid van dit artikel kan dit recht niet later ingaan dan vijf jaar na de eerste dag na afloop van de wachttijd.
2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat bij eiseres met ingang van 1 februari 2017 sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid die voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak als die op grond waarvan zij gedurende de wachttijd van 104 weken, voorafgaand aan 8 mei 2012, ongeschikt was voor het verrichten van haar arbeid. In geschil is nog slechts of verweerder terecht heeft geweigerd om eiseres vanaf die datum in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet WIA, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Medische rapportages
3.1
Eiseres voert in beroep aan dat de FML niet geheel juist is en een onvolledig beeld geeft van haar beperkingen. De geduide functies zijn dan ook niet haalbaar voor haar. Volgens eiseres staat vast dat zij lijdt aan ulnaropathie en dat deze aandoening verband houdt met het ongeval dat zij in 2006 heeft gehad. Zij is door de neurochirurg doorverwezen naar de revalidatiegeneeskundige, maar er is nog geen duidelijkheid over de behandeling. De medische problematiek is volgens eiseres invaliderend en zij ervaart door deze klachten meer beperkingen dan in de FML gesteld, zoals ten aanzien van hand- en vingergebruik, het bedienen van een toetsenbord en langer gebruik van een beeldscherm. Het werken achter een computer is maar kortdurend mogelijk. Eiseres acht het onbegrijpelijk dat behoorlijke beperkingen worden aangenomen ten aanzien van het gebruik van de linkerarm en schouder, zonder dat beperkingen worden aangenomen voor werken met toetsenbord en muis en voor een beeldscherm. De beperkingen maken ook het dagelijks functioneren moeilijk. Eiseres heeft daarom door de gemeente vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning huishoudelijke hulp toegewezen gekregen. De pijnklachten leiden volgens eiseres ook tot ernstige vermoeidheid, waardoor zij geen 8 uur per dag kan werken. Eiseres moet vanwege de pijnklachten medicijnen gebruiken, maar deze zijn nog niet goed ingesteld. Zij heeft pregabline en morfine 10 mg voorgeschreven gekregen bij extreme pijnklachten. Door de pijn wordt de nachtrust ernstig verstoord en kampt eiseres met vermoeidheidsklachten. Daarnaast hebben de medicijnen misselijkheid, duizeligheid en hoofdpijn als bijwerking. Gelet hierop hadden ook beperkingen ten aanzien van persoonlijk functioneren moeten worden aangenomen, met name bij concentratie en handelingstempo. Ook ten aanzien van sociaal functioneren hadden beperkingen ten aanzien van emotionele problemen van anderen hanteren, omgaan met conflicten en samenwerken moeten worden aangenomen.
3.2.
Verweerder legt naar aanleiding van de in beroep door eiseres overgelegde medische stukken nog een nader rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep over. Daarin geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat door de primaire verzekeringsartsen die eiseres hebben beoordeeld, noch door hemzelf is waargenomen dat de medicatie die eiseres neemt haar zodanig psychisch beïnvloedt dat zij concentratie- of aandachtsproblemen heeft die tot extra beperkingen zouden moeten leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat hij juist heeft waargenomen dat het psychisch beter ging met eiseres. Hij geeft wel aan zich onvoldoende te hebben gerealiseerd dat eiseres al langere tijd het medicijn gabapentine gebruikt, wat een lichte invloed heeft op de rijvaardigheid. Hij acht daarom beperkingen aanwezig op het beroepsmatig autorijden, het werken met gevaarlijke machines en het werken op hoogtes. Hij heeft de FML in die zin aangepast. Ten aanzien van de door eiseres geclaimde vermoeidheid merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat eiseres op de spreekuren niet heeft aangegeven dat zij bijzonder vermoeid zou zijn of overdag zou moeten slapen of rusten. Consistent hiermee is dat zij ook niet vermoeid oogde tijdens het spreekuur. Eiseres heeft wel steeds gewezen op de beperkingen in het gebruik van haar linkerarm. Dit komt ook naar voren uit de aanwezige informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiseres niet beperkt voor het werken met een toetsenbord of muis, omdat de aanslag hiervan erg licht is en geen forse belasting betekent voor haar linker arm.
3.3
De rechtbank is van oordeel dat de rapportages van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben dossierstudie verricht, eiseres gezien op het spreekuur en haar medisch onderzocht. Eiseres heeft in de gesprekken met de verzekeringsartsen haar klachten kunnen bespreken, waaronder de vermoeidheidsklachten. Ter zitting is door eiseres ook vermeld dat zij met de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesproken heeft over vermoeidheidsklachten door slecht slapen. Verder hebben de verzekeringsartsen alle beschikbare (medische) stukken bij hun beoordeling betrokken. De verzekeringsartsen beschikten over voldoende gegevens om tot een afgewogen oordeel over de medische gesteldheid van eiseres te komen. Dat sprake is van een momentopname, zoals eiseres ter zitting heeft gesteld, leidt er niet toe dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest. Het systeem van de arbeidsongeschiktheidswetgeving maakt dat de gezondheidssituatie op de datum in geding bepalend is. In het geval van eiseres is dat 1 februari 2017. Een (langdurig) onderzoek – zoals eiseres voor ogen heeft – strookt niet met dit systeem. Daarbij komt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet alleen is uitgegaan van de informatie verkregen tijdens het spreekuur, maar ook van informatie verkregen van de behandelaars van eiseres. Doordat verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoogte was van de medische informatie van de behandelaars van eiseres, kon hij volstaan met een beperkt fysiek onderzoek, om een volledig beeld van de situatie van eiseres te krijgen. Er is dan ook sprake van een zorgvuldig onderzoek.
3.4.1
Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het medische oordeel van de verzekeringsartsen bezwaar. De belastbaarheid van eiseres op de datum in geding, 1 februari 2017, is in de medische rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep inzichtelijk en op overtuigende wijze gemotiveerd. De rechtbank ziet geen aanleiding tot twijfel aan de juistheid van de vastgestelde medische beperkingen door de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft erkend dat de hand-, arm- en schouderklachten van eiseres waar zij op datum in geding last van had terug te voeren zijn op dezelfde ziekteoorzaak als in 2012. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft zich daarbij gebaseerd op de aanwezige medische informatie van de behandelaars van eiseres en de eigen bevindingen tijdens het spreekuur. De medisch objectiveerbare klachten heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep vertaald naar beperkingen in een FML. Met de pijnklachten in de linkerarm en -schouder is rekening gehouden door ten aanzien van de eerdere FML extra beperkingen aan te nemen. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is grove trillingsbelasting op de linkerarm niet toegestaan, kan eiseres met links niet frequent ‘lichte’ voorwerpen hanteren, en zijn tillen/dragen en schroefbewegingen met links fors beperkt. Hij heeft boven schouderhoogte actief zijn niet goed mogelijk geacht en vastgesteld dat frequent reiken met links, zeker over wat grotere afstand maar in beperkte mate is toegestaan. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de beperkingen wegens de voorheen aanwezige psychische problemen gehandhaafd. In de aanvullende rapportage die in beroep is overgelegd heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML nog verder aangevuld met beperkingen wegens het gebruik van medicijnen in die zin dat eiseres niet beroepsmatig mag autorijden, niet mag werken met gevaarlijke machines en niet op hoogtes dient te werken.
3.4.2
Eiseres heeft haar standpunt dat zij meer beperkt is dan verweerder heeft aangenomen en dat zij niet met een toetsenbord of muis of achter een beeldscherm kan werken niet met medische stukken onderbouwd. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen in zijn conclusie dat eiseres niet beperkt is voor het werken met toetsenbord, muis en/of beeldscherm, omdat de aanslag hiervan erg licht is en geen forse belasting betekent voor de linkerarm. Uit de door eiseres in beroep overgelegde brieven blijkt niet dat dit anders is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze stukken bij zijn reactie in beroep betrokken en specifiek naar aanleiding van de brief van de neurochirurg, opgemerkt dat de inhoud van de brief geheel conform de al aanwezige gegevens is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat niet wordt bestreden dat eiseres lijdt aan ulnaropathie en dat zij klachten heeft aan de linkerarm en -schouder. Dat eiseres tintelingen en kramp in haar handen heeft is door de verzekeringsarts bezwaar en beroep dan ook onderkend, maar deze heeft de klachten onvoldoende geacht om een beperking op hand- en vingergebruik aan te nemen. Zoals uit de medische rapportage van 23 juli 2019 blijkt is de knijpkracht in de handen van eiseres voldoende. Daarbij is wel onderkend dat deze rechts duidelijk beter is dan links. Ook op dit punt ziet de rechtbank geen aanleiding voor twijfel aan de juistheid van het medische oordeel.
3.4.3
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat duurbelasting niet mogelijk is en een extra (uren)beperking zou moeten worden aangenomen omdat zij door de pijn een slechte nachtrust heeft en zeer vermoeid is komt de rechtbank tot het volgende oordeel. In de medische rapportage van 23 juli 2019 is vermeld dat mits rekening wordt gehouden met de gestelde beperkingen, geen argumenten voor een aanvullende forse urenbelasting aanwezig zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft onderkend dat eiseres gedurende de dag, ook bij geringe belasting, toch klachten kan ontwikkelen. Hierin heeft hij aanleiding gezien het aantal uren per dag te maximeren op 8 uur. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is onvoldoende gebleken dat eiseres zo bijzonder vermoeid is, dat zij overdag zou moeten rusten of slapen. De rechtbank kan de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierin volgen. Eiseres heeft op dit punt geen medische informatie overgelegd die aanleiding zou kunnen geven voor een ander oordeel. De enkele stelling van eiseres ter zitting dat algemeen bekend is dat klachten zoals die van haar leiden tot vermoeidheid en dat duurbelasting niet mogelijk is, is onvoldoende voor een ander oordeel. De eigen beleving van eiseres van haar klachten, hoe begrijpelijk die ook is, kan bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid geen doorslaggevende betekenis hebben.
3.4.4
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat zij concentratie- en aandachtsproblemen heeft en problemen met samenwerking, conflicten of omgaan met problemen van anderen zou hebben door de medicatie heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep een aanvullend standpunt ingenomen in beroep. Uit de aanvullende rapportage blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep noch de primaire verzekeringsarts hebben waargenomen dat de medicatie eiseres dusdanig zou beïnvloeden dat dit tot problemen leidt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op grond van het medicijngebruik wel nog aanvullende beperkingen opgenomen in de FML die zien op risicovolle omstandigheden. Nu eiseres geen medische informatie heeft overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat het medicijngebruik van eiseres de gestelde problemen met zich brengen en de rechtbank ook overigens geen aanleiding ziet om te twijfelen aan het medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dit punt, is de rechtbank van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht geen aanvullende beperkingen op het gebied van persoonlijk of sociaal functioneren heeft opgenomen.
3.5
Ten aanzien van het verzoek van eiseres om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen overweegt de rechtbank het volgende.
3.5.1
In zijn uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, is de Centrale Raad van Beroep mede op grond van het Korošec-arrest, tot het oordeel gekomen dat de kern van het beginsel van equality of arms erin is gelegen dat slechts als er evenwicht bestaat tussen partijen met betrekking tot de mogelijkheid bewijsmateriaal aan te dragen, de bestuursrechter in staat is een onafhankelijk en onpartijdig oordeel te geven. In verband met de twijfel aan de onpartijdigheid van de verzekeringsartsen van het Uwv bij de vaststelling van de voor de betrokkene in aanmerking te nemen beperkingen, moet de rechter de vraag beantwoorden of de betrokkene voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Indien op grond van het geheel aan gegevens wordt vastgesteld dat geen equality of arms tussen het Uwv en de betrokkene bestaat, zal de bestuursrechter moeten waarborgen dat dit evenwicht wordt hersteld.
3.5.2
Zoals hiervoor onder 3.3 en 3.4 is overwogen geeft het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijk van een zorgvuldig onderzoek dat deugdelijk is gemotiveerd, inzichtelijk en consistent is. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende ruimte heeft gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Eiseres heeft hier ook gebruik van gemaakt. Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd en de door haar overgelegde medische stukken doen geen twijfel ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. De rechtbank ziet daarom geen reden voor het raadplegen van een deskundige. De omstandigheid dat eiseres het niet eens is met de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, is onvoldoende om een onafhankelijke medisch deskundige te benoemen.
Arbeidsdeskundige rapportage
4.1
Ten aanzien van het arbeidsdeskundig onderzoek voert eiseres aan dat het in alle geduide functies vereist is om meerdere uren per dag een toetsenbord of muis te bedienen. Ondanks dat het werken met een computer een kenmerkende belasting is, is er geen melding ten aanzien van ‘het hoofd in een bepaalde stand houden tijdens het werk’. Dit maakt het arbeidsdeskundig onderzoek onvolledig volgens eiseres. Eiseres kan door haar medische problemen niet langer dan een paar minuten achtereen en met een maximum van een half uur per dag computerwerk verrichten. De geduide functies zijn volgens eiseres dan ook niet geschikt. Ook zijn er diverse overschrijdingen van de belastbaarheid in alle geduide functies. Het met rechts moeten compenseren van het tillen, dragen, duwen, trekken en boven schouderhoogte werken, is volgens eiseres niet reëel en onveilig. Dit zal op den duur leiden tot overbelasting.
4.2
In beroep heeft verweerder een aanvullend arbeidsdeskundig rapport overgelegd. Hierin heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep weergegeven dat de gewijzigde FML geen aanleiding geeft tot aanpassing van de arbeidsdeskundige conclusies. In de geselecteerde functies is geen sprake van de toegevoegde risicovolle omstandigheden (autorijden, gevaarlijke machines, werken op hoogte). Op het werken met een toetsenbord en muis en het hoofd in een bepaalde stand houden zijn geen beperkingen in de FML aangegeven. Ten aanzien van de belasting op de aspecten tillen, dragen, duwen, trekken en boven schouderhoogte actief zijn concludeert de arbeidsdeskundige dat eiseres deze handelingen met rechts kan uitvoeren. De frequentie van de handelingen is niet zodanig hoog dat dit tot een overbelasting van de rechterzijde zal leiden.
4.3
De rechtbank kan de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep volgen in zijn conclusies neergelegd in de rapportages. Gelet op wat is overwogen in 3.4 is er geen aanleiding aan de juistheid van de FML te twijfelen. Wat eiseres ten aanzien van de belastbaarheid van de functies heeft aangevoerd, kan dan ook niet tot het oordeel leiden dat de functies niet passend zouden zijn. De geduide functies, zoals deze voortkomen uit het CBBS, zijn voorbeelden van functies waarvoor eiseres geschikt wordt geacht. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep dient in beginsel te worden uitgegaan van de juistheid van de aan het CBBS ontleende gegevens. [2] Dat hiervan in het onderhavige geval niet kan worden uitgegaan is niet gebleken. Uit de functieomschrijvingen blijkt dat de belasting op de aspecten tillen, dragen, duwen, trekken en boven schouderhoogte actief zijn niet een groot deel van de functie inhouden. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan gevolgd worden in zijn standpunt dat eiseres de enkele keer dat een dergelijke beweging nodig is, dit met haar dominante rechterarm kan doen in plaats van met links. Zoals ter zitting is toegelicht is bij de beoordeling of een overschrijding acceptabel is, de frequentie en het gewicht hiervan meegewogen. Ten aanzien van het hoofd in een bepaalde stand houden is geen beperking opgenomen in de FML, dus al zou dat een functiebelasting vormen, dan nog kan dat er niet toe leiden dat de functies voor eiseres als ongeschikt zouden moeten worden aangemerkt. De arbeidskundige grondslag kan derhalve eveneens standhouden.
Conclusie
5. Aangezien de conclusie van het medisch en arbeidsdeskundig onderzoek luidt dat eiseres op de datum in geding, 1 februari 2017, minder dan 35 % arbeidsongeschikt was, kan worden gevolgd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht heeft geweigerd om eiseres in aanmerking te brengen voor een uitkering op grond van de Wet WIA wegens toegenomen arbeidsongeschiktheid. Hetgeen door eiseres in beroep is aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M.L. Rogmans, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Voskamp, griffier. De uitspraak is gedaan op 29 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Ulnaropathie is een storing in de functie van de nervus ulnaris, een van de drie zenuwen van de onderarm. Klachten van gevoelloosheid en tintelingen van pink en ringvinger komen het meest voor. Daarnaast kunnen krachtsverlies in de hand, verminderde vaardigheid van de hand, pijn en krampen in de hand optreden. Een van de oorzaken is een beklemming van de nervus ulnaris ter hoogte van de elleboog. (bron: website richtlijnen database Federatie Medisch Specialisten).
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737.