Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
de vennootschap onder firma [gedaagde 1]
[gedaagde 2]
[gedaagde 3]
Rechtbank Noord-Holland
In deze civiele procedure heeft eiser, h.o.d.n. [naam], een vordering ingesteld tegen v.o.f. [gedaagde 1] en de vennoten [gedaagde 2] en [gedaagde 3] wegens een onbetaalde factuur van € 3.104,20 voor werkzaamheden die hij heeft verricht. De factuur is verzonden op 28 september 2019, met een betalingstermijn van 14 dagen. Eiser vordert betaling van het factuurbedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. Gedaagden hebben de vordering betwist en stellen dat er andere afspraken zijn gemaakt over de beloning, waarbij de opbrengsten van projecten 50/50 zouden worden verdeeld. Daarnaast stellen zij dat eiser onterecht btw heeft berekend en dat er voorschotten zijn verstrekt die verrekend moeten worden.
Tijdens de zitting op 27 mei 2020 is het procesverloop besproken en zijn pleitaantekeningen overgelegd. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eiser werkzaamheden heeft verricht voor v.o.f. [gedaagde 1], waaronder schilderwerkzaamheden en acquisitie. De kantonrechter oordeelt dat gedaagden onvoldoende bewijs hebben geleverd voor hun verweer en dat de factuur van eiser toewijsbaar is, met uitzondering van een bedrag dat kan worden verrekend met de voorschotten die aan eiser zijn verstrekt. Uiteindelijk wordt de vordering van eiser toegewezen tot een bedrag van € 2.554,20, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. Gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van dit bedrag, evenals de proceskosten.