Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Beschikking van de kantonrechter
procedure
- het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 12 december 2019;
- het verweer van de bewindvoerder;
- het verweer van betrokkene, ter griffie ingekomen op 22 januari 2020.
Rechtbank Noord-Holland
In deze beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, heeft de kantonrechter op 23 januari 2020 het verzoek tot opheffing van het bewind over de goederen van betrokkene afgewezen. Het verzoek was ingediend door de verzoeker, die in Amsterdam is geboren en momenteel woont in [woonplaats]. De bewindvoerder, [naam bewindvoerder], h.o.d.n. BNP Bewindvoering, gevestigd te Hoorn, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoek met bijlagen, en het verweer van zowel de bewindvoerder als betrokkene. Op basis van de inhoud van de stukken heeft de kantonrechter besloten af te zien van een mondelinge behandeling. Betrokkene heeft in zijn verzoek aangegeven dat hij jaren geleden bewind heeft aangevraagd, maar nu oud en wijs genoeg is om zijn financiën zelf te beheren. Hij heeft echter geen spaargeld en leeft van een bijstandsuitkering, wat zijn verzoek ondermijnt.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat betrokkene in het verleden ook al een verzoek tot opheffing van het bewind heeft gedaan, maar dat dit niet is gehonoreerd. De rechter heeft geen vertrouwen in de financiële zelfredzaamheid van betrokkene, vooral gezien zijn huidige financiële situatie en het risico dat hij zijn woning zou kunnen verliezen. De bewindvoerder heeft aangetoond dat het bewind noodzakelijk is geweest om betrokkene te beschermen tegen financiële problemen, zoals het terugdraaien van ongewenste abonnementen en het beheren van schulden.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten het verzoek tot opheffing van het bewind af te wijzen, met de overweging dat betrokkene door zijn geestelijke problemen niet in staat is om zijn financiën adequaat te beheren. De beschikking is gegeven door mr. M.T. Goossens en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.