ECLI:NL:RBNHO:2020:4566

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
15.292892.19 (P)
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van een groot geldbedrag van 1.387.900 euro op Schiphol

Op 22 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een groot geldbedrag van 1.387.900 euro. De verdachte arriveerde op 7 december 2019 op Schiphol vanuit Italië en had een aanzienlijk bedrag in contanten bij zich, zonder dit te hebben aangegeven bij de douane. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat het geld afkomstig was uit een misdrijf, gezien zijn eerdere verklaringen en het feit dat hij geen verifieerbare herkomst van het geld kon aantonen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft het in beslag genomen geldbedrag verbeurd verklaard. De rechtbank baseerde haar beslissing op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De verdachte had geen overtuigende verklaring voor de herkomst van het geld en zijn verdediging werd niet geloofwaardig geacht. De rechtbank concludeerde dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig was en dat de verdachte hiervan op de hoogte was. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact op de integriteit van het financiële verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.292892.19 (P)
Uitspraakdatum: 22 juni 2020
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 juni 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
thans gedetineerd in [penitentiaire inrichting] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na vordering aanpassing omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 december 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 1.387.900 euro, heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van een voorwerp te weten voornoemd geldbedrag, gebruik heeft gemaakt
en/of
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld en/of
heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op of omstreeks 7 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans in Nederland, al dan niet opzettelijk, niet heeft voldaan aan de/zijn verplichting tot het doen van (schriftelijke) (volledige en/of juiste) aangifte, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, immers heeft zij toen en daar geen of onvolledige of onjuiste aangifte gedaan, terwijl zij die Gemeenschap binnenkwam of verliet en liquide middelen ten bedrage van 10.000,- of meer vervoerde, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1.387.900,- euro.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de twee ten laste gelegde feiten.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met het eerste feit aangevoerd dat het voor verdachte vrijwel onmogelijk is met verifieerbare stukken te onderbouwen dat het geld een legale herkomst heeft. De raadsman wijst erop dat de wereld van verdachte geen criminele wereld is. Verdachte beweegt zich in de wereld van de handel in kleding en verder geldt dat het in China volstrekt normaal is veel contant geld bij je te hebben om daarmee grote aankopen als een huis of een auto te kunnen doen. Volgens de raadsman moet daarom in deze zaak niet al te makkelijk worden uitgegaan van de juridische fictie dat bij gebrek aan stukken over de herkomst, het geld een criminele herkomst heeft. Met betrekking tot het tweede feit heeft de raadsman betoogd dat verdachte nog geen gelegenheid had gehad om aangifte te doen nu verdachte in transit was, zodat hij van dit feit moet worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van beide ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht (Sr) opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf", niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van het wetsartikel witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Dat een voorwerp "afkomstig is uit enig misdrijf", kan, indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Indien door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft waaruit kan volgen dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. De omstandigheid dat zo een verklaring van de verdachte mag worden verlangd, houdt niet in dat het aan de verdachte is om aannemelijk te maken dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
Indien de verdachte zo'n verklaring heeft gegeven, ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie nader onderzoek te doen naar die verklaring. Mede op basis van de resultaten van dat onderzoek zal moeten worden beoordeeld of ondanks de verklaring van de verdachte het witwassen bewezen kan worden op de grond dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Indien een dergelijke verklaring is uitgebleven, mag de rechter die omstandigheid betrekken in zijn bewijsoverwegingen.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank leidt uit de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte is op 7 december 2019 vanuit Italië aangekomen op de luchthaven Schiphol; hij was op doorreis naar China. Na een douanecontrole bleek verdachte in het bezit te zijn van een geldbedrag van in totaal € 1.387.900,-. Een bedrag van € 1.380.000,- was verpakt in de ruimbagage van verdachte, het overige geld bevond zich in de rugtas die verdachte als handbagage bij zich had. Aanvankelijk verklaarde verdachte bij de douane dat hij met € 8000,- euro reisde. Ook verklaarde verdachte dat het geld gedeeltelijk zwart geld betrof. Verdachte vertelde dat hij ook wel wist dat hij niet zoveel geld mee mocht nemen. Vervolgens verklaarde verdachte dat hij € 1.380.000,- bij zich had.
Het is een feit van algemene bekendheid dat niet zelden via Schiphol grote contante geldbedragen, die onmiddellijk of middellijk van misdrijf afkomstig zijn, worden in- of uitgevoerd. Verdachte heeft getracht een groot geldbedrag op een ongebruikelijke en risicovolle wijze via Schiphol het land uit te voeren, zonder daarvan melding te maken. Aldus zijn kenmerken van witwassen op de onderhavige zaak van toepassing (
Kamerstukken II1999-2000, 27159, nr. 3).
Op grond van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden, acht de rechtbank het vermoeden gerechtvaardigd dat het geldbedrag in de tenlastelegging uit enig misdrijf afkomstig is. Dit betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het geldbedrag niet van misdrijf afkomstig is.
Nadere verklaringen verdachte
In zijn verhoren bij de douane (7 december 2019) en bij de FIOD (8 december 2019) heeft verdachte onder andere verklaard dat het geld afkomstig is van een groep van 24 personen, voor wie hij het geld naar China moet brengen en waarmee fabrikanten betaald moeten worden. Over wie deze personen zijn, heeft verdachte niet willen verklaren. Ook heeft verdachte verklaard dat hij het geldbedrag één dag voor vertrek in ontvangst heeft genomen en wil hij niet vertellen waar. Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat het geld dat hij vervoerde een legale herkomst heeft. Dat hij eerder bij de Douane heeft verklaard dat het gedeeltelijk zwart geld betrof, kon verdachte zich niet herinneren. Namen van de personen voor wie hij het geld vervoerde kon verdachte niet noemen en hij hield daarvan ook geen papieren administratie bij. Ter terechtzitting zijn door de raadsman nog enkele stukken, waaronder een in het Chinees opgestelde verklaring, overgelegd. Daaruit zou volgens de verdediging blijken dat een persoon [naam] in april 2019 een geldbedrag van € 400.000 aan verdachte heeft overhandigd om terug te brengen naar China. De rechtbank stelt vast dat dit pas op de zitting overgelegde stuk dat al daar door de tolk is vertaald, geen onderbouwing biedt voor een legale herkomst van het onder verdachte aangetroffen geld.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen van verdachte - en meer in het bijzonder het inhoudelijk tekortschieten daarvan - op geen enkele wijze concrete, verifieerbare gegevens bieden over de herkomst van het onder verdachte aangetroffen geldbedrag. De omstandigheid dat verdachte bij aankomst op Schiphol tegenover de douane aangeeft dat het geld gedeeltelijk zwart geld betreft, wijst juist in de richting dat het geld een illegale herkomst heeft. Ook de inhoud van in de Penitentiaire Inrichting afgeluisterde gesprekken tussen verdachte en zijn zoon wijst in die richting. Uit die gesprekken kan worden afgeleid dat het geld van verdachte zelf is en dat er actief gezocht wordt naar mensen die zouden willen verklaren dat het geld van hen is en dat ze moeten bedenken hoe ze “schoon” geld kunnen regelen.
Conclusie
Het door de verdachte geboden tegenwicht tegen de verdenking van witwassen geeft daarom geen aanleiding tot een nader onderzoek door het Openbaar Ministerie. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het bij verdachte aangetroffen geldbedrag een legale herkomst heeft. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat het geldbedrag van in totaal 1.387.900 euro -onmiddellijk of middellijk - van misdrijf afkomstig is en dat verdachte daarvan op de hoogte was.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Het verweer van de raadsman ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde feit vindt zijn weerlegging in de in de bijlage vermelde bewijsmiddelen.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 7 december 2019, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 1.387.900 euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dit voorwerp - onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was uit enig misdrijf;
2.
hij op 7 december 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk, niet heeft voldaan aan de/zijn verplichting tot het doen van (schriftelijke) (volledige en juiste) aangifte, zoals bedoeld in artikel 3 van de Verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten, immers heeft hij toen en daar geen aangifte gedaan, terwijl hij die Gemeenschap binnenkwam of verliet en liquide middelen ten bedrage van 10.000,- of meer vervoerde, te weten een geldbedrag van (in totaal) 1.387.900,- euro.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
witwassen
Feit 2
als degene die uit hoofde van artikel 3 van verordening (EG) nr. 1889/2005 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 oktober 2005 betreffende de controle van liquide middelen die de Gemeenschap binnenkomen of verlaten (verordening) verplicht is tot het doen van aangifte, deze aangifte opzettelijk niet voldoen
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dus strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Het inbeslaggenomen geldbedrag dient te worden verbeurd verklaard.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft als strafmaatverweer gewezen op omstandigheid dat het in de wereld van cliënt en de Chinese cultuur volstrekt normaal is grote contant geldbedragen bij je te hebben. Er is geen ‘keihard’ bewijs voor de illegale herkomst van het geld, hetgeen meebrengt dat in het kader van de strafoplegging mildheid op zijn plaats is. Als de officier van justitie vindt dat het geld moet worden verbeurd verklaard, wordt verdachte bovendien dubbel gestraft.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag, te weten in totaal 1.387.900 euro. Door het witwassen van geld worden de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie onttrokken en wordt daaraan een schijnbaar legale herkomst verschaft, waardoor de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Verdachte heeft hieraan bijgedragen.
De rechtbank heeft gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en is van oordeel dat ook in deze zaak waar het om een ernstig strafbaar feit gaat, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf aangewezen is. De door de rechtbank op te leggen straf is wel lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank aanknoopt bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) ter zake van fraude. Alles afwegende is een gevangenisstraf van na te melden duur, passend en geboden.

7.Bijkomende straf

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten een geldbedrag van € 1.387.900, dient te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezenverklaarde feit met betrekking tot voornoemd geldbedrag is begaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
10:1 lid 4 van de Algemene douanewet.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
DERTIG (30) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
 een geldbedrag van 1.387.900 euro.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Visser, voorzitter,
mr. M. Hoendervoogt en mr. M.D. Gunster, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Zeeman,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 juni 2020.
Mrs. Visser en Gunster zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
De bewijsmiddelen
De hierna vermelde processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door personen die daartoe bevoegd zijn en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen.
De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
Als paginanummering hanteert de rechtbank de aanduiding in het elektronisch dossier.

Het proces-verbaal van bevindingen en overdracht d.d. 8 december 2019, onder meer inhoudende:
p. 45
Op zaterdag 7 december 2019, omstreeks 16:00 uur, bevonden wij, verbalisanten, ons gekleed in uniform in dienst op de luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer. Wij waren op dat moment belast met controlewerkzaamheden van passagiers. Al onze werkzaamheden zijn gebaseerd op de bevoegdheden ons gegeven in de Algemene douanewet en het besluit BOA Belastingdienst/Douane 2017.
Passagiers die de Europese Unie binnenkomen of verlaten met liquide middelen, € 10.000 of meer of een equivalent daarvan, dienen aangifte te doen van de door hun meegevoerde liquide middelen bij de Douane op de plaats waar passagiers de Europese Unie binnenkomen of verlaten. Passagiers die aangifte moeten doen van liquide middelen bij het rechtstreeks verlaten van de Europese Unie worden op de luchthaven Schiphol in de gelegenheid gesteld dit te doen op het douanekantoor van vertrek gelegen in vertrekhal 3 aan landside. Transferpassagiers die afkomstig zijn uit een andere lidstaat van de Europese Unie worden in de gelegenheid gesteld aangifte doen op het douanekantoor gelegen in vertrekhal 3 gelegen op airside.
Ik, 2e verbalisant, werd omstreeks 16:00 uur door collega [verbalisant] , van het Kelderteam van
Douanekantoor Schiphol Passagiers, telefonisch op de hoogte gebracht dat tijdens de controle van de ruimbagage van passagier [verdachte] , vertrekkende naar Hangzhou met vlucht KL0881, een ongeteld groot, geldbedrag was aangetroffen van vermoedelijk meer dan € 10.000. Het aangetroffen geldbedrag bevond zich verpakt in plastic tassen in twee stuks ingecheckte ruimbagage. De ruimbagage betrof één koffer en één sporttas.
Ik, 2e verbalisant, heb contact opgenomen met de dienstdoende boete-fraudecoördinator van de
Douane, [naam] en toestemming gevraagd en gekregen, om [verdachte] zijn vlucht te laten missen voor verder onderzoek naar de door hem meegevoerde liquide middelen indien hij geen, door de Douane gewaarmerkt aangifteformulier liquide middelen, kon overleggen.
Wij, verbalisanten, zijn op basis van de voornoemde informatie ter plaatse gekomen op Gate E20, waar vlucht KL0881 naar Hangzhou zou vertrekken. Ik, 1e verbalisant, heb in de wachtrij voor het boarden op Gate E20, omstreeks 16:20 uur, een voor mij onbekende mannelijke passagier aangesproken. Ik vroeg de passagier in de Engelse taal naar zijn reisbescheiden. De passagier overhandigde mij zijn boardingkaart en paspoort. Uit de gegevens in het Chinese paspoort met goed gelijkende pasfoto bleek het te gaan om: [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] . Ik las op twee boardingpassen dat [verdachte] afkomstig was uit Rome met vlucht KL1596 en wilde doorvliegen naar Hangzhou met vlucht KL0881.
Ik, 1e verbalisant, vroeg [verdachte] met hoeveel geld hij reisde. [verdachte] antwoordde: “€ 8.000.” Wij, verbalisanten, zagen [verdachte] 8.000 op zijn telefoon intoetsen. Ik, 1e verbalisant, vroeg [verdachte] of hij ook geld vervoerde in zijn ruimbagage. Wij, verbalisanten, zagen [verdachte] lachend met zijn hoofd van links naar rechts bewegen en hoorde dat [verdachte] antwoordde: “Nee.” Ik, 1e verbalisant, vroeg [verdachte] of hij in het bezit was van een door de Douane gewaarmerkt aangifteformulier liquide middelen bestemd voor het vervoer van contante geldbedragen van € 10.000 of meer. [verdachte] antwoorde: “Nee.”
p. 47
Waarom vertelde u eerder dat u met € 8.000 reisde? [verdachte] antwoordde: “Omdat dat niet mag.”
Wat mag er niet precies? [verdachte] antwoordde: “Van de Douane mag je niet zoveel geld meenemen.”
Als u geld aangeeft bij de Douane dan mag u het geld vervoeren. [verdachte] antwoordde: “Het is gedeeltelijk zwart geld.”
Hoeveel geld heeft u in totaal in uw ruimbagage? [verdachte] antwoordde: “Meer dan één miljoen euro.”
p. 48
Waarom heeft u geen aangifte gedaan van € 10.000 of meer bij de Douane? [verdachte] antwoordde: “Ik weet ook wel dat ik niet zoveel geld mee mag nemen.”
Hoeveel euro heeft u in totaal bij u? [verdachte] antwoordde: “Ik heb nu € 1.380.000 bij me.”

Het proces-verbaal uitpakken geldpakketten d.d. 7 december 2020, onder meer inhoudende:
p. 51
Op zaterdag 7 december 2019 zijn onder verdachte [verdachte] twee stuks ruimbagage inhoudende
pakketten/bundels met geld in beslag genomen. Aan beide bagagestukken, een zwarte koffer en
een zwarte sporttas, waren bagagelabels gehecht. De bagagelabels stonden op naam van [verdachte]
.
Op 8 december 2019 zijn de geldpakketten en geldbundels uitgepakt en is het geld geteld. In de koffer en tas werd totaal € 1.380.000 aangetroffen. Dit bedrag bestaat uit:
26.000 biljetten van 50 euro
800 biljetten van 100 euro.
Verdachte [verdachte] had ook een contant geldbedrag bij zich in een rugtas. Van dit bedrag zijn enkele
honderden euro’s vrijgegeven aan [verdachte] voor eventuele eerste onkosten. Een bedrag van € 7.900
is in beslag genomen.
Op 7 december 2019 is onder verdachte [verdachte] een totaalbedrag van € 1.387.900 aangetroffen.