ECLI:NL:RBNHO:2020:4517

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
19 juni 2020
Zaaknummer
15/872149-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met bedreigende WhatsApp-berichten en wapenbezit

Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en wapenbezit. De verdachte heeft via WhatsApp bedreigende berichten gestuurd naar de vrouw van het slachtoffer, met als doel het slachtoffer te dwingen een aanzienlijk geldbedrag van 486.546 euro af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere dreigende berichten heeft verzonden, waarin hij ook de kinderen van het slachtoffer bij de bedreigingen betrok. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een handwapen en een vuurwapen met munitie. Tijdens de rechtszitting op 4 juni 2020 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de meest ernstige beschuldigingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de poging tot afpersing en het wapenbezit. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met het slachtoffer en diens gezin.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/872149-17 (P)
Uitspraakdatum: 18 juni 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 4 juni 2020 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. A.M.H.G. Peters en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. M. Jonk, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij in of omstreeks de periode 23 augustus 2017 tot en met 18 januari 2018 te Heiloo, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 486.546 euro, in elk geval van enig geldbedrag/goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, tezamen en in vereniging opzettelijk met voorgemeld oogmerk
- een of meerdere malen een WhatsApp-bericht heeft/hebben gestuurd naar [vrouw aangever] , (de vrouw van die [aangever] ) met onder andere de (dreigende) teksten:
* "Jouw man heeft geld van een hele nare groep gestolen. Zeg tegen [aangever] dat hij contact legt en betaalt!! Of je kan wachten tot we komen en niet meer gaan praten" en/of
* "If [aangever] is thinking about being a wise guy and pulling a stupid stunt. We will penalize that by getting you, [kind aangever ] or [kind 2 aangever ] (happy new school year on the 3th in the [school] ) or sister or mother or who the fuck ever!!" en/of
* "We will fucking grab one of you if [aangever] cuntface oes not pay our money back" en/of
- een papiertje (met daarop de tekst "dit is een eenmalige verzoek tot terugbetaling verdwenen geld. kies je ervoor om andere handelingen te verichten begrijpen we je boodschap. Vergeet niet dat we je gaan neuken meteen. We beschikken alle info die we nodig hebben om jou en je familie uit te roeien kanker hond") nabij de woning van die [aangever] heeft/hebben achtergelaten en/of
- heeft/hebben aangebeld bij die [aangever] met de mededeling dat er een brief moest worden afgeleverd;
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Amstelveen (een) wapen(s) van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Feit 3
hij op of omstreeks 22 januari 2018 te Amstelveen een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool (met geluidsdemper) (merk Unique), en/of munitie van categorie III, te weten een of meerdere patronen, voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voor zover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen en van hetgeen onder de laatste twee gedachtestreepjes in de tenlastelegging is opgenomen, nu het dossier hiervoor onvoldoende bewijs bevat.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Niet kan worden bewezen dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde WhatsApp-berichten heeft verstuurd. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte hieraan een andere bijdrage heeft geleverd. Met betrekking tot het tweede gedachtestreepje heeft de raadsman aangevoerd dat de op het papiertje aangetroffen vingerafdrukken niet overeenkomen met de vingerafdrukken van verdachte. Ten aanzien van het derde gedachtestreepje heeft hij naar voren gebracht dat verdachte niet aan de beschrijving van de persoon, die heeft aangebeld, voldoet.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feiten 2 en 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd. Evenmin acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder de laatste twee gedachtestreepjes ten laste is gelegd, nu het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat dat verdachte deze gedragingen heeft begaan of op een andere wijze hieraan een bijdrage heeft geleverd. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
3.3.2
Bewijsmiddelen en bewijsoverweging
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit het volgende.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de bedreigingen op 23, 24 en 25 augustus 2017 in de vorm van WhatsApp-berichten zijn verstuurd. Bij de bedreigingen op 23 en 24 augustus 2017 werd gebruik gemaakt van respectievelijk de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] . Deze telefoonnummers zaten op het moment van verzending van het dreigende bericht in een mobiele telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] .
Deze telefoon, met voornoemd IMEI-nummer, is op 11 september 2017 verkocht aan Used Products Amstelveen door een man die zich met het paspoort van verdachte heeft gelegitimeerd. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of het verdachte was die voornoemde telefoon op 11 september 2017 aan Used Products Amstelveen heeft verkocht.
In dat verband is de volgende redengevende inhoud van de bewijsmiddelen van belang.
In november 2016 is het paspoort van verdachte gestolen of vermist geraakt. Het paspoort van verdachte is nadien meerdere keren als legitimatiebewijs gebruikt bij Used Products in Amstelveen, waarvan relevant is dat dit de woonplaats van verdachte is. Op 1 juni 2017 is de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] beleend bij Used Products Amstelveen door een persoon die zich met het paspoort van verdachte legitimeerde. Op 8 juni 2017 is dezelfde telefoon door dezelfde persoon met hetzelfde paspoort teruggekocht. De telefoon met dit IMEI-nummer is bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 22 januari 2018 aangetroffen. De (ex-)vrouw van verdachte heeft verklaard dat verdachte vaker telefoons beleent of verkoopt. Overigens heeft verdachte verklaard dat hij geen aanwijzingen had dat zijn paspoort na de diefstal of vermissing door een ander dan hemzelf werd gebruikt. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en in samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat verdachte de persoon is geweest die de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer 2] op de genoemde data heeft verkocht en ( terug)gekocht. Dat leidt tevens tot de slotsom dat buiten redelijke twijfel staat dat hij ook de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] op 11 september 2017 heeft verkocht aan Used Products in Amstelveen.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte de in de tenlastelegging genoemde WhatsApp-berichten heeft verzonden.
Het eerste WhatsApp-bericht is op 23 augustus 2017 met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] vanaf het toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] verzonden vanuit Voorthuizen, waar verdachte op dat moment met zijn gezin op vakantie was. Het telefoonnummer van verdachte straalde tussen 11 augustus 2017 en 24 augustus 2017 ook zendmasten aan in Voorthuizen. De laatste registratie van telefoonnummer [telefoonnummer 1] werd afgewikkeld op 24 augustus 2017 door een zendmast in Amstelveen die dekking geeft aan de woning van verdachte.
Het tweede WhatsApp-bericht is op 24 augustus 2017 met het telefoonnummer [telefoonnummer 2] vanaf het toestel met IMEI-nummer [IMEI-nummer 1] verzonden. Tijdens deze verbinding straalde voornoemd telefoonnummer de zendmast in Amstelveen aan die dekking geeft aan de woning van verdachte. Dezelfde dag werden ook andere verbindingen van de telefoonnummers van verdachte en zijn (ex-)vrouw, alsmede van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , afgewikkeld door diezelfde zendmast. De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte de eerste twee WhatsApp-berichten heeft verzonden.
Het derde WhatsApp-bericht is op 25 augustus 2017 omstreeks 09.38 uur met het telefoonnummer [telefoonnummer 3] verzonden. Deze verbinding werd afgewikkeld door de zendmast in Amstelveen die dekking geeft aan de woning van verdachte. Dit telefoonnummer straalde op dat moment de zendmast aan die diezelfde ochtend de verbindingen van de telefoonnummers van verdachte, zijn (ex-)vrouw en [telefoonnummer 2] (waarmee het WhatsApp-bericht van 24 augustus 2017 is verzonden) afwikkelde. Nu het derde WhatsApp-bericht zo kort op de eerste twee berichten is gevolgd en dezelfde strekking had als de eerste twee berichten, concludeert de rechtbank dat verdachte ook dit WhatsApp-bericht heeft verzonden.
De verdediging heeft de mogelijkheid opgeworpen dat de (ex-)vrouw van verdachte de ten laste gelegde WhatsApp-berichten heeft verzonden, maar daarvoor biedt het dossier geen enkel aanknopingspunt. Uit de aangifte van [aangever] (dossierpagina 26 van ZD-01 in samenhang met dossierpagina’s 144 tot en met 148 van map 4) en het algemeen relaas (paragraaf 5 van het relaas in map 1) kan worden afgeleid dat een conflict voorafgaand aan de bedreigingen heeft bestaan dat heeft voortgeduurd tot 22 augustus 2017, één dag voor het eerste bericht. Daarin speelde een rol het bedrijf [bedrijf] waarbij verdachte tot begin januari 2017 een vorm van zakelijke betrokkenheid heeft gehad. Dat ook zijn (ex-)vrouw hierin een rol heeft gehad is niet gebleken en door de verdachte ook niet concreet gemaakt op daartoe strekkende vragen van de rechtbank. Evenmin heeft verdachte ter terechtzitting voor een dergelijk of enig ander alternatief een aanknopingspunt geboden. Zo heeft hij vragen betrekking hebbend op bezoek dat hij mogelijk tijdens vakantie heeft ontvangen niet willen beantwoorden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft gepoogd [aangever] af te persen, een en ander zoals hieronder in de rubriek 3.3.3 weergegeven.
3.3.3
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1
hij in de periode 23 augustus 2017 tot en met 25 augustus 2017 te Heiloo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van 486.546 euro, toebehorende aan [aangever] , opzettelijk met voormeld oogmerk
- meerdere malen een WhatsApp-bericht heeft gestuurd naar [vrouw aangever] , de vrouw van die [aangever] , met onder andere de dreigende teksten:
* “Jouw man heeft geld van een hele nare groep gestolen. Zeg tegen [aangever] dat hij contact legt en betaalt!! Of je kan wachten tot we komen en niet meer gaan praten” en
* “If [aangever] is thinking about being a wise guy and pulling a stupid stunt. We will penalize that by getting you, [kind aangever ] or [kind 2 aangever ] (happy new school year on the 3th in the [school] ) or sister or mother or who the fuck ever!!” en
* “We will fucking grab one of you if [aangever] cuntface does not pay our money back”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
hij op 22 januari 2018 te Amstelveen een wapen van categorie II onder 5°, te weten een handwapen waarmee door een elektrische stroomstoot personen weerloos kunnen worden gemaakt of pijn kan worden toegebracht, niet zijnde een medisch hulpmiddel, voorhanden heeft gehad.
Feit 3
hij op 22 januari 2018 te Amstelveen een wapen van categorie III, te weten een pistool met geluidsdemper van het merk Unique, en munitie van categorie III, te weten meerdere patronen, voorhanden heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
poging tot afpersing.
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 36 maanden. De officier van justitie heeft gevorderd dat als bijzondere voorwaarde aan de proeftijd een contactverbod met [aangever] , [vrouw aangever] en hun kinderen wordt verbonden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om bij strafoplegging te volstaan met een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest van verdachte. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om naast voornoemde gevangenisstraf een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met de proeftijd van één jaar. De raadsman heeft ook verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Verdachte heeft door het sturen van WhatsApp-berichten met bedreigende teksten aan de vrouw van het slachtoffer geprobeerd om het slachtoffer te dwingen een groot geldbedrag, bijna een half miljoen euro, af te geven. In de WhatsApp-berichten aan de vrouw van het slachtoffer heeft verdachte onder meer de kinderen van het slachtoffer bij de bedreigingen betrokken door hun namen te noemen en hun basisschool. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk. Verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Dit geldt te meer omdat het slachtoffer geen idee had waarom deze bedreigende berichten aan hem waren gericht. Het is een feit van algemene bekendheid dat de impact van een feit als een poging tot afpersing op slachtoffers groot is. Het slachtoffer en zijn gezin zijn zo bang geworden door de bedreigingen dat zij voor een langere tijd zijn ondergedoken.
Verdachte heeft daarnaast een vuurwapen met geluiddemper en meerdere patronen in zijn bezit gehad. Dat betekent dat het wapen gereed was voor gebruik in een heimelijke setting. Het ongecontroleerde bezit van deze wapens en munitie vormt een groot gevaar voor de samenleving en vergt een krachtige reactie van de strafrechter.
De rechtbank is van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde de oplegging van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 26 mei 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapportages gedateerd 3 oktober 2018, opgemaakt door [reclasseringswerker 1] , werkzaam bij Reclassering Nederland en gedateerd 20 mei 2020, opgemaakt door [reclasseringswerker 2] , werkzaam bij Reclassering Nederland. Laatstgenoemde rapportage houdt onder meer in dat bij verdachte voornamelijk sprake is van beschermende factoren. Er is sprake van een hechte gezinssituatie met zijn vijf kinderen, gezonde familiebanden en een positief sociaal netwerk. Verdachte beschikt over een gezonde zakelijke houding en hij krijgt meer balans tussen privé en het uitvoeren van werkzaamheden als vennootschappelijk jurist. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag.
De rechtbank heeft in strafmatigende zin meegewogen dat verdachte gedurende enige maanden in zijn vrijheid beperkt is (geweest) door het hem opgelegde elektronisch toezicht tijdens de schorsing van de voorlopige hechtenis. De rechtbank weegt daarnaast mee dat het reclasseringstoezicht positief is afgerond. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de zorg draagt voor zijn vijf kinderen. Dit laatste legt aanzienlijk gewicht in de schaal om niet over te gaan tot oplegging van een vrijheidsstraf die tot hernieuwde vrijheidsbeneming zal leiden.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) in dit geval is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen. Gelet op de tijd die is verstreken tussen de aanvang van de redelijke termijn op 22 januari 2018, toen verdachte in verzekering werd gesteld, en het eindvonnis van deze rechtbank op 18 juni 2020 is bedoelde termijn met ongeveer vijf maanden overschreden. De rechtbank zal hier geen consequenties aan verbinden, nu hetgeen hiervoor is overwogen reeds leidt tot een strafoplegging die in aanzienlijke mate neerwaarts afwijkt van hetgeen passend en geboden zou zijn.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaren, opdat verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Daarnaast acht de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer en zijn gezin noodzakelijk. Een dergelijk verbod zal als bijzondere voorwaarde aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.

7.Beslissingen ten aanzien van het beslag

7.1
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten één patroonmagazijn (893409) en twee doosjes met patronen (893395), dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het onder 3 bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan en het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Verder is gebleken dat het ongecontroleerde bezit van de inbeslaggenomen brief (828437), gelet op de inhoud van de brief, in strijd is met het algemeen belang. Dit voorwerp behoort verdachte toe, is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek en kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten. De rechtbank is daarom van oordeel dat ook dit voorwerp dient te worden onttrokken aan het verkeer.
7.2
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoon van het merk Apple, type iPhone (438408), dient te worden teruggegeven aan verdachte, nu de bewezen verklaarde WhatsApp-berichten niet met deze telefoon zijn verzonden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 45, 57 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.3.3 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
15 (vijftien) maanden. Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maanden nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangever] , geboren [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2] , [vrouw aangever] , geboren [geboortedatum 3] te [geboorteplaats 3] , en hun kinderen.
Onttrekt aan het verkeer:
  • één patroonmagazijn (893409);
  • twee doosjes met patronen (893395);
  • brief (828437).
Gelast de teruggave aan verdachte van:
- telefoon van het merk Apple, type iPhone (438408).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.H.B. Littooy, voorzitter,
mr. H.E.C. de Wit en mr. R.M. Steinhaus, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Z.T. Pronk,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juni 2020.
Bijlage
De bewijsmiddelen