Op 18 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot afpersing en wapenbezit. De verdachte heeft via WhatsApp bedreigende berichten gestuurd naar de vrouw van het slachtoffer, met als doel het slachtoffer te dwingen een aanzienlijk geldbedrag van 486.546 euro af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte meerdere dreigende berichten heeft verzonden, waarin hij ook de kinderen van het slachtoffer bij de bedreigingen betrok. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een handwapen en een vuurwapen met munitie. Tijdens de rechtszitting op 4 juni 2020 heeft de officier van justitie gevorderd tot bewezenverklaring van de feiten, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak van de meest ernstige beschuldigingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het onder 1 ten laste gelegde feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de poging tot afpersing en het wapenbezit. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een contactverbod met het slachtoffer en diens gezin.