ECLI:NL:RBNHO:2020:4463
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor tijdelijke maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp
Op 18 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster had op 16 mei 2020 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op haar aanvraag voor een tijdelijke maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp. Tijdens de zitting op 11 juni 2020, die digitaal plaatsvond vanwege de coronamaatregelen, heeft verzoekster zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, terwijl verweerder ook door een gemachtigde werd vertegenwoordigd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster op 17 juli 2019 een Wmo-voorziening heeft aangevraagd en dat er op 28 mei 2020 een huisbezoek heeft plaatsgevonden. Verweerder heeft tijdelijk 4 uur per week huishoudelijke hulp toegekend, maar verzoekster verzocht om een ruimere voorziening van 10 uur en 15 minuten per week, omdat zij ernstige medische klachten heeft die haar belemmeren in het huishouden. De voorzieningenrechter heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de situatie van verzoekster wezenlijk is gewijzigd ten opzichte van de eerdere beoordeling in augustus 2019.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanknopingspunten zijn voor een ruimere voorziening dan de tijdelijke maatwerkvoorziening die reeds is verstrekt. De uitspraak is gedaan door mr.drs. J.H.A.C. Everaerts, in aanwezigheid van griffier mr. J.H. Bosveld. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.