Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[gedaagde3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 2 oktober 2019 en de daarin genoemde stukken;
- het proces-verbaal van comparitie van 12 februari 2020;
- het faxbericht van 28 april 2020 van mr. Leferink met opmerkingen naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissenwist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, behoudens door de bestuurder aan te voeren omstandigheden op grond waarvan de conclusie gerechtvaardigd is dat hem persoonlijk ter zake van de benadeling geen ernstig verwijt gemaakt kan worden. In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
2.148,00