ECLI:NL:RBNHO:2020:4421
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep wegens niet tijdig betalen griffierecht
Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had op 23 maart 2020 een tweede bezwaarschrift ingediend tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 11 maart 2020. Deze brief werd door verweerder aangemerkt als beroepschrift en ter verdere behandeling aan de rechtbank doorgezonden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak was het griffierecht vastgesteld op € 48,-. De griffier heeft eiser op 1 april 2020 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen, maar eiser heeft niet gereageerd. Een tweede aanmaning op 30 april 2020 werd onbestelbaar geretourneerd, waarna de griffier de brief alsnog per gewone post heeft verzonden.
Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald en heeft geen verontschuldiging voor dit verzuim gegeven. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen reden is om aan te nemen dat het niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.