ECLI:NL:RBNHO:2020:4411

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2781
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsaanvraag wegens onvoldoende informatie

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 19 juni 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die een bijstandsuitkering had aangevraagd. Verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, had de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat verzoeker niet tijdig de gevraagde informatie had aangeleverd. Verzoeker had op 11 mei 2020 bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij al twee maanden zonder inkomen zat en zijn huur niet kon betalen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet binnen de gestelde termijn de benodigde gegevens heeft overgelegd, waaronder informatie over zijn woonsituatie en bewijsstukken van zijn levensonderhoud. De rechter oordeelde dat de gegevens die verweerder had opgevraagd van belang waren voor de beoordeling van de aanvraag en dat verzoeker redelijkerwijs over deze gegevens had kunnen beschikken. De geboden hersteltermijn werd als redelijk beschouwd, ondanks dat verzoeker pas op het moment van het verstrijken van de termijn op de hoogte was van de aangetekende brief.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat er geen redelijke kans van slagen was voor het bezwaar van verzoeker en heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de voorzieningenrechter benadrukte dat de aanvraag buiten behandeling kon worden gesteld indien de verstrekte gegevens onvoldoende waren voor de beoordeling. De uitspraak is gedaan zonder openbare zitting vanwege de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2781
uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 juni 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

het college van burgemeester en wethouders van Haarlem, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Dijkman Dulkes - Wan).

Procesverloop

Bij besluit van 11 mei 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder verzoekers aanvraag voor een bijstandsuitkering buiten behandeling gesteld.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 juni 2020. In verband met maatregelen rondom het Cornoavirus heeft het onderzoek in deze zaak via een skypegesprek plaatsgevonden. Gemachtigde van verzoeker en gemachtigde van verweerder hebben aan dit skypegesprek deelgenomen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2.1.
Verzoeker ontving een bijstandsuitkering van de gemeente [# 1] . Op 5 maart 2020 is verzoeker naar [woonplaats] verhuisd in verband met (mogelijk) werk op Schiphol. Vanwege de Coronacrisis heeft verzoeker naar eigen zeggen zijn werk niet behouden. Als gevolg hiervan heeft verzoeker verweerder op 27 maart 2020 verzocht om een bijstandsuitkering. Verweerder heeft verzoeker op 1 april 2020 een aanvraagformulier toegezonden. Verzocht is om alle vragen op dit formulier in te vullen en met bewijzen terug te sturen voor 15 april 2020. Verzoeker heeft dit formulier (deels) ingevuld en op 12 april 2020 ondertekend en voorzien van enkele bewijsstukken, waaronder bankafschriften, aan verweerder toegestuurd.
2.2.
Bij aangetekend verzonden brief van 29 april 2020 heeft verweerder verzoeker meegedeeld dat hij bij zijn aanvraag niet alle informatie heeft verstrekt die verweerder nodig heeft om te kunnen beslissen. Verzoeker is gevraagd om een kopie van een geldig legitimatiebewijs, salarisstroken van de laatste drie maanden van [# 2] , het beëindigingsbesluit bijstandsuitkering van de gemeente [# 1] en de uitkeringsspecificaties van de laatste drie maanden. Verzoeker is verder gevraagd om de ontbrekende antwoorden op het vragenformulier in te vullen en een schriftelijke verklaring bij te voegen waarvan hij de laatste drie maanden tot en met heden van heeft geleefd, voorzien van bewijs. Ook dient verzoeker een schriftelijke verklaring over te leggen van wie hij de kamer huurt en wat zijn relatie tot de verhuurder is. De verklaring moet voorzien zijn van naam, adres en telefoonnummer van de verhuurder. Tot slot dient verzoeker schriftelijk te verklaren waarom hij zelfstandige woonruimte en werk in [# 1] heeft opgezegd en naar [woonplaats] is verhuisd. Verzoeker dient deze gegevens voor 6 mei 2020 te overleggen. Aangegeven is dat de beslistermijn wordt uitgesteld totdat de informatie door verweerder is verkregen. Verzoeker is er verder op gewezen dat als hij de informatie niet stuurt, verweerder zijn aanvraag niet zal behandelen.
2.3.
Op 6 mei 2020 heeft verzoeker het afhaalbewijs van voornoemde brief pas onder ogen gezien. Verzoeker heeft met verweerder afgesproken dat hij de brief zal afhalen en die dag de gegevens nog zal opsturen. Aangegeven is dat als de gegevens op 11 mei 2020 niet zijn ontvangen de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld.
2.4.
Verzoeker heeft zich op 7 mei 2020 op het kantoor van zijn gemachtigde gemeld. Een collega van gemachtigde van verzoeker heeft vervolgens verweerder diezelfde dag gemaild en daarbij onder meer aangegeven dat verzoeker het afhaalbericht niet had begrepen waardoor hij te laat is met het inleveren van de gevraagde gegevens. Verzoeker is niet zelfredzaam. Hij kan vanwege de Coronamaatregelen nergens hulp krijgen. Verzocht wordt om begrip voor deze uitzonderlijke situatie en om enkele dagen uitstel voor het inleveren van de gevraagde gegevens. Als bijlage is het inlichtingenformulier gestuurd dat zoveel mogelijk is aangevuld. Daarnaast is een kopie van verzoekers identiteitskaart bijgevoegd. Vermeld is dat verzoeker geen salarisstrook heeft ontvangen van [# 2] . Hij heeft enkel twee dagen gewerkt en dit was nog in zijn proeftijd. Met verzoeker is afgesproken dat hij de volgende dag alle documenten van [# 2] meebrengt die hij heeft. Ook zal hij alle documenten van de gemeente [# 1] meenemen. Beoordeeld zal worden of er iets bruikbaars tussen zit. Verzoeker heeft de laatste maanden meegegeten met kennissen en hier en daar is hij geholpen door samen boodschappen te doen. Verder heeft hij schulden opgebouwd bij bijvoorbeeld zijn zorgverzekering. De kamer heeft hij aangeboden gekregen van een kennis. Deze kennis heeft overleg gehad met de verhuurder en hij mag geen kamer onderverhuren. De hoofdhuurder heeft een waarschuwing gekregen en moet verzoeker zo snel mogelijk uitschrijven. Hij gaat zich melden bij de Brede Centrale Toegang (BCT). De afgelopen maanden was hij inwonend bij deze kennis, zonder contract. Verzoeker had geen werk in [# 1] . Het is in die regio erg moeilijk om werk te vinden. Via het uitzendbureau is het hem gelukt werk te vinden op Schiphol. Helaas vanwege Corona was dit maar van korte duur. Verzoeker wil zo snel mogelijk weer aan het werk zodra de maatregelen dat toelaten. De volgende dag zal er meer bericht komen. Verzocht is om alle brieven ook naar het kantoor van gemachtigde van verzoeker te sturen.
2.5.
De volgende dag heeft de collega van gemachtigde van verzoeker opnieuw gemaild. Aangegeven is dat er geen papieren meer zijn van de gemeente [# 1] . Deze zijn opgevraagd. Aanstaande maandag zullen deze per post worden toegezonden. [# 2] kon niet worden bereikt. Over een week zal verzoeker met de papieren terug komen op het kantoor van zijn gemachtigde. Voorts is aangegeven dat verzoeker van verweerder te horen heeft gekregen dat de BCT vol is. Verweerder is verzocht om aan te geven of er nog even uitstel kan worden verleend of dat er al een beslissing onderweg is.
2.6.
Op 11 mei 2020 is er door verweerder aan een collega van gemachtigde van verzoeker telefonisch meegedeeld dat er gezien de afhandelingstermijn en de geboden hersteltermijn geen uitstel meer mogelijk is omdat verweerder anders in gebreke zal zijn tijdig te beslissen op de aanvraag van verzoeker.
2.7.
Uit de door verweerder naar aanleiding van de aanvraag van verzoeker opgestelde rapportage volgt onder meer dat verzoeker niet of slechts gedeeltelijk heeft voldaan aan het verzoek van 29 april 2020 om voor 6 mei 2020 gegevens over te leggen. De stukken die namens verzoeker zijn overgelegd bevatten geen bewijsstukken over de manier waarop verzoeker in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Voorts staat er per 4 mei 2020 naast verzoeker en verhuurder nog een ander persoon ingeschreven op het adres waar verzoeker stelt te verblijven. Verder uitstel is volgens de rapporteur niet meer mogelijk gelet op de afhandelingstermijn.
3. Verweerder heeft vervolgens bij het primaire besluit de aanvraag van verzoeker voor bijstand buiten behandeling gesteld omdat vanwege te weinig informatie het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Verwezen is naar artikel 4:5, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Verzoeker heeft hiertegen op 12 mei 2020 bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter op 19 mei 2020 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
4.1.
Verzoeker heeft in bezwaar aangevoerd dat het erop lijkt dat het besluit op twee gedachtes hinkt, namelijk buitenbehandeling stellen en afwijzen van de uitkering. Met de buiten behandelingstelling gaat de aanvraagdatum verloren. Daardoor loopt verzoek meer dan een maand aan inkomen mis. Dat is een financiële last die hij niet kan dragen. Pas ruim een maand na de aanvraag van verzoeker heeft verweerder verzoeker om aanvullende informatie verzocht. De geboden hersteltermijn van een week is zeer kort voor relatief veel gegevens. Verzoeker heeft de brief pas gezien op de dag van het verlopen van de termijn. op 7 mei 2020 zijn gegevens verstrekt en is om uitstel verzocht. Op 8 mei 2020 zijn vervolgens nog meer gegevens verstrekt. Voorts is op 11 mei 2020 telefonisch laten weten dat de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld omdat gevreesd wordt voor een ingebrekestelling. Deze vrees is echter onterecht aangezien de beslistermijn wordt opgeschort wanneer toepassing wordt gegeven aan artikel 4:5, van de Awb. De aanvraag buiten behandeling stellen is disproportioneel. De informatie ten aanzien van de huur van verzoeker is niet van belang voor het recht op bijstand. Wel de woonplaats, en die is duidelijk. Indien nodig had bijstand kunnen worden verstrekt zonder woonkostentoeslag. De hoofdbewoner wil geen huurcontract opstellen. Het is onzeker hoe lang verzoeker daar kan blijven. In de email is voort verklaard dat eiser heeft meegegeten bij vrienden, kleine bedragen her en der heeft geleend en een schuld heeft opgebouwd bij de zorgverzekering. Het geld daarvoor is opgegaan aan eten. Er zijn ook gegevens die niet geleverd kunnen worden, wat ook is aangegeven. Met de gegevens die er wel zijn kan verweerder het recht op bijstand vaststellen. In ieder geval was er aanleiding om de termijn voor het leveren van de gegevens te verlengen.
4.2.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om te bepalen dat de bijstandsaanvraag heropend wordt en om voorschotten toe te kennen lopende de bezwaarprocedure. Verzoeker stelt dat hij een spoedeisend belang heeft omdat hij nu al twee maanden zonder inkomen zit en de huur niet kan betalen. Hij kan af en toe geld lenen zodat hij kan eten en zijn zorgverzekering kan betalen. Zijn telefoonrekening betaalt hij niet. Zijn netwerk raakt uitgeput. De huisvesting is ook precair omdat de hoofdhuurder officieel niet mag onderverhuren.
4.3.
Vlak voor de zitting heeft gemachtigde van verzoeker de uitkeringsspecificaties van de gemeente [# 1] overgelegd en salarisstroken van [# 2] . Deze informatie had verzoeker volgens hem niet zelf tijdig kunnen overleggen. Toegelicht is dat vaststaat dat de bijstandsuitkering van de gemeente [# 1] op 11 maart 2020 is geëindigd en dat verzoeker feitelijk in [woonplaats] verblijft. De aanvraag is dan ook volgens verzoeker ten onrechte buiten behandeling gesteld en het recht op uitkering had kunnen worden vastgesteld.
5. Ter zitting is door gemachtigde van verweerder verklaard dat verzoeker een week voor de zitting een nieuwe aanvraag voor bijstand heeft ingediend en dat verweerder naar aanleiding hiervan opnieuw om informatie heeft verzocht. Een hoorzitting naar aanleiding van onderhavig bezwaarschrift zit in de planning. Gemachtigde van verweerder heeft voorts ter zitting toegelicht dat alle gegevens waarom verzocht is van belang zijn voor de vaststelling van (de hoogte) van het recht op bijstand. Verzoeker heeft niet tijdig alle gegevens geleverd terwijl hij hierover of in ieder geval het merendeel wel redelijkerwijs de beschikking had kunnen hebben. De thans (alsnog) overgelegde gegevens zijn buiten de hersteltermijn ingediend. Daarbij komt dat nog steeds verifieerbare gegevens over de woonsituatie van verzoeker ontbreken en ook bewijsstukken ter onderbouwing van zijn verklaring waarvan hij heeft geleefd in de maanden voor zijn bijstandsaanvraag.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat verzoeker vanaf 11 maart 2020 geen bijstandsuitkering (meer) heeft en dat hij tot op heden geen (nieuwe) bijstandsuitkering toegewezen heeft gekregen. De voorzieningenrechter acht gelet hierop een voldoende spoedeisend belang aanwezig als bedoeld in artikel 8:81, van de Awb.
7. Voorts ziet de voorzieningenrechter zich geplaatst voor de vraag of het bezwaar van verzoeker kans van slagen heeft en zo ja of van verzoeker in redelijkheid niet kan worden verwacht de bezwaarprocedure af te wachten zonder dat er in de tussentijd een voorlopige voorziening wordt getroffen. In dat kader dient de vraag te worden beantwoord of verweerder bevoegd was om de aanvraag van verzoeker buiten behandeling te stellen en zo ja, of hij hiervan in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken.
8. Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
9.1.
Niet in geschil is dat verzoeker niet binnen de geboden hersteltermijn de gevraagde verklaring ten aanzien van zijn woonsituatie, bewijsstukken over de manier waarop hij in zijn levensonderhoud heeft voorzien, gegevens over zijn bijstandsuitkering van de gemeente [# 1] en informatie van [# 2] heeft overgelegd.
9.2.
De voorzieningenrechter is anders dan verzoeker van oordeel dat de gegevens waarom verweerder heeft verzocht van belang zijn voor de vaststelling van (de hoogte van) het recht op bijstand. Niet enkel de verblijfplaats van verzoeker is van belang. Ook zijn woonsituatie en de onderlinge verhouding met de vermeende verhuurder spelen hierbij een rol. Tevens is duidelijkheid over de financiële situatie van verzoeker van belang.
9.3.
Verzoeker kon daarnaast redelijkerwijs over deze gegevens beschikken. Dat een schriftelijke verklaring over van wie verzoeker de kamer huurt en wat zijn relatie tot de verhuurder is, met naam, adres en telefoonnummer van de verhuurder niet mogelijk zou zijn geweest kan de voorzieningenrechter niet volgen. Het feit dat onderhuur door de hoofdverhuurder niet is toegestaan staat aan het afleggen van voornoemde verklaring niet in de weg. Ook had verzoeker zijn verklaring waarvan hij geleefd heeft met bewijsstukken kunnen onderbouwen. Niet onderbouwd is waarom verzoeker niet in staat zou zijn geweest om verklaringen van kennissen en vrienden te overleggen, en bewijsstukken van zijn stelling dat hij zijn rekeningen onbetaald heeft gelaten.
9.4.
De door verweerder geboden hersteltermijn acht de voorzieningenrechter voorts op zichzelf redelijk. Daarbij is van belang dat verweerder reeds op 1 april 2020 om een deel van de bij brief van 29 april 2020 gevraagde gegevens heeft gevraagd. Daarbij komt dat de bij brief van 29 april 2020 gevraagde gegevens niet van dien aard zijn dat voor verkrijging daarvan een week te kort zou zijn. Dat verzoeker vervolgens pas op het moment van het verstrijken van de geboden termijn op de hoogte is geraakt van het afhaalbericht van de aangetekende brief dient voor rekening en risico van verzoeker te komen. Bovendien is vervolgens de termijn verlengd tot 11 mei 2020.
9.5.
Hoewel deze verlenging tot 11 mei 2020 op zichzelf kort is te noemen en verweerders standpunt dat de afhandeltermijn bij het nogmaals verlengen in gevaar zou komen niet kan worden gevolgd, ziet de voorzieningenrechter hierin geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. Verweerder kan uitstel verlenen, maar is daartoe niet gehouden. Daarbij komt dat verzoeker tot op heden de gevraagde informatie met betrekking tot zijn woonsituatie en de wijze waarop hij in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien niet heeft overgelegd. Bij deze stand van zaken blijft dan ook onduidelijk of verzoeker recht op bijstand heeft en zo ja, naar welke norm.
10. De voorzieningenrechter acht gelet hierop geen sprake van een redelijke kans van slagen van het bezwaar van verzoeker. Het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen zal worden afgewezen.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is uitgesproken op 19 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, worden al deze uitspraken, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.