ECLI:NL:RBNHO:2020:4408
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure inzake opvangverlenging
Op 6 april 2020 heeft eiser bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem over de verlenging van zijn opvang. Eiser heeft tevens verzocht om een voorlopige voorziening. Op 6 april 2020 heeft verweerder de opvang van eiser met drie maanden verlengd. Eiser heeft op 14 april 2020 zowel het beroep als het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om een verweerschrift in te dienen, waarop verweerder op 16 april 2020 heeft gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten zonder een zitting te houden, omdat partijen daar niet om hadden verzocht.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. In dit geval heeft eiser zijn beroep ingetrokken omdat verweerder aan zijn verzoek is tegemoetgekomen. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser, wat in strijd is met de wettelijke termijn van twee weken. De rechtbank oordeelt dat er aanleiding is om het verzoek om proceskostenveroordeling toe te wijzen, omdat de kosten betrekking hebben op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 262,50 aan proceskosten aan eiser.
De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter en tevens voorzieningenrechter, op 22 juni 2020. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet op een openbare zitting gedaan, maar zal deze alsnog openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is. Tegen de uitspraak met betrekking tot het beroep kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep, terwijl tegen de uitspraak met betrekking tot het verzoek geen rechtsmiddel openstaat.