In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 30 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een actrice, en de inspecteur van de Belastingdienst over de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. Eiseres had een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 40.837 opgegeven, maar de Belastingdienst legde een aanslag op gebaseerd op een hoger inkomen van € 56.574. Na bezwaar werd de aanslag verlaagd tot € 55.231, maar eiseres was het niet eens met de hoogte van de kostenaftrek die was verleend. Eiseres claimde een kostenaftrek van € 5.277, maar de rechtbank oordeelde dat zij niet voldoende bewijs had geleverd voor de aftrekbaarheid van deze kosten. De rechtbank concludeerde dat de kosten die eiseres had gemaakt niet als zakelijk konden worden aangemerkt en dat de Belastingdienst terecht een lagere kostenaftrek had verleend. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en verlaagde de belastingaanslag tot een belastbaar inkomen van € 44.476. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.050.