ECLI:NL:RBNHO:2020:4370

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
16 juni 2020
Zaaknummer
C/15/299124 / FA RK 20-536
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing zorgmachtiging wegens gebrek aan diagnose en kennis van betrokkene

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 20 mei 2020 een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging afgewezen. Het verzoek was ingediend ten aanzien van een betrokkene die niet op de hoogte was van de behandeling en het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onafhankelijke psychiater was geraadpleegd om de psychische stoornis van de betrokkene vast te stellen. De overgelegde medische verklaring en het zorgplan ontbeerden een deskundig oordeel over de psychische toestand van de betrokkene. De advocaat van de betrokkene heeft ter zitting aangegeven dat zij waarschijnlijk niet op de hoogte was van het verzoek van de officier van justitie.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, omdat niet vastgesteld kon worden aan welke psychische stoornis de betrokkene lijdt, het niet duidelijk was tot welk ernstig nadeel dit zou kunnen leiden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de betrokkene niet gehoord kon worden, omdat zij telefonisch niet bereikbaar was. De officier van justitie had verzocht om de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant analoog toe te passen, maar de rechtbank ging hier niet op in, omdat de omstandigheden in die zaak wezenlijk verschilden van de huidige zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om de zorgmachtiging afgewezen, met de overweging dat de noodzakelijke voorwaarden voor het verlenen van een zorgmachtiging niet waren vervuld. De beschikking is openbaar uitgesproken en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 25 mei 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
locatie Haarlem
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
zaak-/rekestnr.: C/15/299124 / FA RK 20-536
beschikking van de enkelvoudige kamer van 20 mei 2020,
naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg, ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] , [plaats] ,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
verblijvende te [plaats] ,
hierna: betrokkene,
advocaat mr. N.H. Fridsma, gevestigd te Heemskerk.

1.Procedure

1.1.
Bij het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 13 mei 2020, heeft de officier van justitie verzocht om afgifte van een zorgmachtiging ten aanzien van betrokkene.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
  • de medische verklaring van 18 april 2020,
  • het zorgplan van 17 april 2020,
  • de bevindingen van de geneesheer-directeur van 28 april 2020
  • de relevante politiegegevens en de justitiële strafvorderlijke gegevens.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 mei 2020. Deze behandeling heeft in verband met de maatregelen rond het coronavirus telefonisch plaatsgevonden.
1.4.
Ter zitting heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
  • mr. N.H. Fridsma,
  • [medewerker FACT] van het FACT.
1.5.
De officier van justitie heeft aangegeven niet ter zitting te zullen verschijnen en heeft zijn standpunt ten aanzien van het verzoek op 19 mei 2020 schriftelijk kenbaar gemaakt.
1.6.
De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene telefonisch niet bereikbaar was, zij is derhalve niet gehoord.

2.Beoordeling

2.1.
Uit de overgelegde medische verklaring blijkt dat betrokkene niet door een onafhankelijke psychiater is onderzocht en dat dus ook niet is vastgesteld aan welke psychische stoornis zij lijdt. Evenmin blijkt uit de overgelegde stukken dat betrokkene op enig moment is onderzocht door een ter zake kundige arts of psychiater. De in het zorgplan vermelde diagnose ontbeert een deskundig oordeel met betrekking tot het psychische toestandsbeeld. Verder blijkt uit het overgelegde zorgplan dat deze zonder medewerking van betrokkene is opgesteld.
2.2.
Ter zitting heeft de advocaat gesteld dat betrokkene naar alle waarschijnlijkheid niet op de hoogte is van het verzoek van de officier van justitie en ook niet van de inhoudelijke behandeling daarvan op dit moment.
2.3.
Nu niet is vastgesteld aan welke psychische stoornis betrokkene lijdt, en dus ook niet duidelijk is tot welk ernstig nadeel dit leidt en/of kan leiden, en de omstandigheid dat betrokkene niet op de hoogte is (van de behandeling) van het verzoek van de officier van justitie, zal het verzoek worden afgewezen.
2.4.
De officier van justitie heeft nog verzocht de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant (ELI:NL:RBOBR:2020:1536), waarin een verzoek om een rechterlijke machtiging is toegewezen terwijl een medische verklaring ontbrak, analoog toe te passen. De rechtbank gaat hieraan voorbij omdat, anders dan in onderhavige zaak, er in die casus geen discussie was ten aanzien van de diagnose en het ernstig nadeel dat hieruit voortkomt en bovendien die betrokkene door de rechtbank is gehoord en (uiteindelijk) heeft ingestemd met het verlenen van de rechterlijke machtiging.

3.Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.C.A. Onderwater, rechter, in tegenwoordigheid van M.Th. Perukel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 20 mei 2020.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 25 mei 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.