In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht op 29 juli 2018. De passagier vorderde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia betwistte de vordering en stelde dat de vlucht niet door hen was uitgevoerd, maar door KLM Royal Airlines. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet kon aantonen dat Transavia de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was en dat de vertraging minder dan drie uur was. Hierdoor werd de vordering afgewezen. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 144,00 werden vastgesteld, en € 36,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door Transavia werden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 13 mei 2020.