ECLI:NL:RBNHO:2020:4363

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
13 mei 2020
Publicatiedatum
15 juni 2020
Zaaknummer
7839175 \ CV EXPL 19-8320
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot compensatie luchtvaartmaatschappij bij vertraging van vlucht

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht op 29 juli 2018. De passagier vorderde een bedrag van € 250,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia betwistte de vordering en stelde dat de vlucht niet door hen was uitgevoerd, maar door KLM Royal Airlines. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet kon aantonen dat Transavia de uitvoerende luchtvaartmaatschappij was en dat de vertraging minder dan drie uur was. Hierdoor werd de vordering afgewezen. De passagier werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 144,00 werden vastgesteld, en € 36,00 aan nakosten, voor zover deze daadwerkelijk door Transavia werden gemaakt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper op 13 mei 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7839175 \ CV EXPL 19-8320
Uitspraakdatum: 13 mei 2020
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Duitsland)
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
statutair gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 2 mei 2019 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft een vervoersovereenkomst voor een vlucht op 29 juli 2018 gesloten, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagier heeft compensatie van Transavia gevorderd in verband met vertraging.
2.3.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 37,50 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert aan dat vlucht HV6336 van Valencia naar Amsterdam op 29 juli 2018 gepland stond om 15:10 uur lokale tijd te vertrekken. De vlucht is als gevolg van door luchtverkeersleiding opgelegde slotberichten met 58 minuten vertraging vertrokken. Dit resulteerde in een aankomstvertraging van 49 minuten op de luchthaven Schiphol. Er is dan ook geen sprake van een aankomstvertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming, te weten Schiphol. Transavia betwist dat zij een overeenkomst met de passagier heeft gesloten voor vervoer van Amsterdam naar München.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De Verordening bepaalt in artikel 3 lid 5 dat deze van toepassing is op elke luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert en vervoer aanbiedt aan passagiers als bedoeld in de leden 1 en 2 van artikel 3. Indien de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert geen overeenkomst heeft met de passagier, doch activiteiten uitvoert die onder deze verordening vallen, wordt zij geacht dit te doen namens de (rechts)persoon die een overeenkomst heeft met die passagier. Op grond van artikel 2 onder b van de Verordening dient onder “luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert” te worden verstaan: een luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert of voornemens is uit te voeren in het kader van een overeenkomst met een passagier of namens een andere natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft met die passagier.
5.3.
Transavia heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de vlucht van Amsterdam naar München niet door Transavia is uitgevoerd. De passagier heeft dit niet weerlegd. Daarbij overweegt de kantonrechter dat de passagier bij dagvaarding een boekingsbevestiging van Opodo heeft overgelegd waaruit volgt dat de vlucht van Amsterdam naar München door KLM Royal Airlines (hierna KLM) is uitgevoerd. Op de bij repliek overgelegde boardingpass staat daarnaast een vluchtnummer van KLM. De kantonrechter komt dan ook tot het oordeel dat Transavia niet kan worden aangemerkt als de uitvoerende luchtvaartmaatschappij dan wel de ticket uitschrijvende partij. De vordering van de passagier tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt afgewezen, aangezien niet in geschil is dat de passagier in Amsterdam is aangekomen met een vertraging van minder dan drie uur.
5.4.
De proceskosten komen voor rekening van de passagier, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia.
6.3.
veroordeelt de passagier tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter