6.3Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede door de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van het slachtoffer [aangeefster] door haar veelvuldig hard tegen haar hoofd te slaan en haar in een wurggreep te nemen. Het slachtoffer werd tijdens haar werk bij [instelling] , waar verdachte als patiënt was opgenomen, buiten in het donker uit het niets aangevallen toen zij onderweg was van de ene naar de andere locatie om haar werk te doen. Het handelen van verdachte heeft pijn en letsel – te weten licht traumatisch schedel-hersenletsel en kneuzingen in het gezicht – bij het slachtoffer veroorzaakt en haar lichamelijke integriteit ernstig aangetast. De psychische en lichamelijke gevolgen voor het slachtoffer zijn nader tot uitdrukking gebracht in de namens haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het gebeuren een enorme weerslag op haar heeft gehad en nog steeds heeft. Zij kan tot op heden het werk waarvoor zij is opgeleid, niet meer verrichten en zij is nog altijd heel erg bang. De rechtbank rekent dit verdachte erg aan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het bewezenverklaarde feit de oplegging van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigt.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennis genomen van het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 23 april 2020, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
De rechtbank heeft verder kennis genomen van het psychiatrisch onderzoek gedateerd
27 mei 2020, opgesteld door G.F. Nijeboer, psychiater en het psychologisch onderzoek van dezelfde datum, opgesteld door drs. R.S. Turk, GZ-psycholoog.
Uit deze onderzoeken komt onder meer – samengevat – naar voren dat er bij verdachte, ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde, sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een meervoudige complexe ontwikkelingsstoornis (MCDD) c.q. een autismespectrumstoornis en een aandachtsdeficiëntie stoornis/hyperactiviteitsstoornis. MCDD staat op de voorgrond en wordt gekenmerkt door problemen bij het reguleren van emoties en gedachten en disfunctioneren in minder overzichtelijke sociale situaties. Verdachte heeft het moeilijk met het reguleren van affecten en kan angstig of gespannen worden in ongebruikelijke situaties. Hij kan dan met driftbuien of primitieve woedeaanvallen reageren. De gebrekkige ontwikkeling en mogelijk de ziekelijke persoonlijkheidsstoornis hadden volgens de onderzoekers een doorwerking in de aan verdachte tenlastegelegde feiten.
De psycholoog rapporteert dat verdachte over het tenlastegelegde niet veel kon vertellen, wat te maken kan hebben met het feit dat hij sociale situaties niet goed begrijpt, niet weet hoe hij die moet interpreteren en niet opslaat. Als situaties ingewikkeld worden, reageert verdachte met agressie. De MCDD maakt dat verdachte zichzelf verliest in impulsieve en mogelijk grensoverschrijdende gedragingen in reactie op voor hem onbegrijpelijke gebeurtenissen in de sociale realiteit. Uit het feit dat verdachte zich beroept op niet-intentionaliteit met betrekking tot het “zetten van een elleboog” maakt de psycholoog op dat hij enig besef moet hebben gehad van het grensoverschrijdende aspect van zijn handelen. Hij had kunnen proberen zich meer terughoudend op te stellen. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde in sterk verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater vermeldt dat bij verdachte sprake lijkt te zijn van een opbouw van frustraties en spanningen, zodat bij het ten laste gelegde waarschijnlijk sprake was van een ontlading van boosheid die zich mogelijk al langere tijd heeft opgebouwd. Er kan gesproken worden over een zeer sterke doorwerking van de stoornis in het tenlastegelegde. Er is met name sprake van een gestoorde agressieregulatie en frustratietolerantie, en achterdocht. Deze symptomen komen voort uit de stoornis MCDD. In gesprekken met de onderzoeker geeft verdachte zelf echter wel aan zich te realiseren dat hij een probleem heeft met het beheersen van zijn boosheid en hier dus invloed op te kunnen hebben. Verdachte moet nog in enige mate overwegingen hebben kunnen maken en zijn handelen hebben kunnen sturen. Daarom adviseert de psychiater om het tenlastegelegde verdachte verminderd toe te rekenen.
Het recidiverisico op vergelijkbaar agressief delictgedrag wordt door beide onderzoekers als hoog ingeschat.
De psycholoog geeft aan dat MCDD een stoornis is die niet genezen kan worden, maar wel behandeld/begeleid. Begeleiding is gericht op het geven van structuur, het voorkomen en verminderen van angst en decompensatie en het bevorderen van positieve vaardigheden. Zonder zeer langdurige en nauwlettende controle, bescherming, sturing en begeleiding zal verdachte binnen de kortste keren terugvallen in problematisch gedrag. Ambulante behandeling heeft volgens de psycholoog geen enkele zin, omdat de problemen daarvoor te groot zijn. De psycholoog is van oordeel dat verdachte op grond van zijn stoornis een gevaar oplevert voor de veiligheid van anderen, dan wel voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Hij meent dat behandeling in het kader van TBS met dwangverpleging de enige realistische mogelijkheid biedt het recidiverisico blijvend te verlagen, in verband met langdurige en passende begeleiding en beveiliging.
De psychiater geeft aan dat het belangrijk is dat verdachte opgenomen wordt op een gesloten verblijfsafdeling met een hoog veiligheidsniveau en veel structuur en weinig prikkels. Verdachte heeft geen ziekte-inzicht en ziektebesef. Een eerdere opname op grond van een rechterlijke machtiging lijkt niet geholpen te hebben. Het is daarom niet aan te raden een nieuwe zorgmachtiging aan te vragen. Ook lijkt de duur van de zorgmachtiging te kort om verdachte goed te kunnen behandelen. Gezien de ernst van het delict, het grote risico op herhaling, en de ernst en complexiteit van de stoornis, adviseert de psychiater TBS met dwangverpleging. TBS met voorwaarden lijkt bij verdachte te hoog gegrepen, omdat het lastig tot onmogelijk zal zijn om met verdachte tot werkbare afspraken te komen.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 20 mei 2020, opgemaakt door [reclasseringswerker] als reclasseringswerker werkzaam bij GGZ Reclassering Fivoor.
Geadviseerd wordt, gelet op het advies van de deskundigen, verdachte een TBS-maatregel met dwang op te leggen. Het risico op recidive wordt door de reclassering als hoog ingeschat. Bij verdachte is vanwege zijn stoornis sprake van een verstoorde regulatie van de emoties en verstoord gedrag. Verdachte zal levenslang afhankelijk zijn van gekaderde zorg. De reclassering stelt dat de gediagnosticeerde psychiatrische problematiek vraagt om specialistische zorg die niet binnen interventies door de reclassering kan worden geboden. Daarom conformeert de reclassering zich aan het advies van de NIFP deskundigen.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies van de rapporten psycholoog en de psychiater en neemt die over, voor zover die zien op de bij verdachte vastgestelde stoornissen van de geestvermogens ten tijde van het begaan van het feit en om verdachte ten aanzien van feit 1 subsidiair als (sterk) verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen en dit feit hem aldus minst genomen in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank is voorts, met de officier van justitie en gelet op het advies van de deskundigen, van oordeel dat de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van verdachte moet worden gelast. Door de deskundigen is duidelijk uiteen gezet dat gelet op de ernst en de complexiteit van de stoornissen van verdachte, TBS met dwangverpleging de enige realistische mogelijkheid is om het recidiverisico blijvend te verlagen. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor twijfel aan dit advies en zal dit advies dus volgen.
De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist oplegging van die maatregel.
De rechtbank acht in het licht van al het voorgaande zowel een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege, als een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend en geboden.
Nu de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot zware mishandeling, kan de totale duur van de maatregel een periode van vier jaar te boven gaan.