Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[XX]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft AB Vakwerk Agri B.V. een vordering ingesteld tegen een gedaagde, die onder de naam [gedaagde] procedeert. De vordering betreft betaling van een bedrag van € 2.478,01, dat voortvloeit uit een lidmaatschap en deelname aan een bedrijfscontinuïteitsregeling. AB Vakwerk heeft de gedaagde in het verleden meerdere facturen gestuurd, maar deze zijn niet betaald. De gedaagde heeft als verweer aangevoerd dat hij al in 2014 als lid is geroyeerd, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat niet is komen vast te staan dat dit royement daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen schriftelijke bevestiging van het royement uit 2014 is en dat AB Vakwerk heeft betwist dat de gedaagde in 2014 is geroyeerd. De kantonrechter heeft ook het bewijsaanbod van de gedaagde om een getuige te horen verworpen, omdat de gedaagde niet voldoende heeft onderbouwd waarom deze getuige relevant zou zijn. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vordering van AB Vakwerk toegewezen, inclusief de buitengerechtelijke kosten en de contractuele rente, en de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.709,57, vermeerderd met rente en proceskosten.