ECLI:NL:RBNHO:2020:4279

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
C/15/298413 / HA ZA 20-42
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door bank tegen vennootschap en borgsteller met betrekking tot openstaande vordering en incassokosten

In deze zaak heeft ING Bank N.V. een vordering ingesteld tegen Greenwood International B.V. en een borgsteller, met als doel betaling van een geldsom. De procedure begon met een dagvaarding op 13 januari 2020. Tijdens de rechtszitting heeft Greenwood c.s. zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, waarna ING Bank om vonnis heeft gevraagd. De rechtbank heeft de stellingen van ING Bank als voldoende onderbouwd beschouwd, aangezien deze niet door Greenwood c.s. zijn weersproken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen, met enkele uitzonderingen.

De rechtbank heeft bepaald dat Greenwood c.s. moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, waaronder een bedrag van € 240.359,90 aan ING Bank, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is er een bedrag van € 225.000,00 toegewezen aan de borgsteller, met de voorwaarde dat indien Greenwood betalingen verricht die de openstaande vordering onder de € 225.000,00 brengen, deze betalingen in mindering strekken op de borgstelling. De rechtbank heeft ook de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, maar de hoofdelijke veroordeling voor deze kosten is afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Verder zijn de proceskosten aan de zijde van ING Bank begroot op € 6.645,68, en is er een veroordeling uitgesproken voor de nakosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. Voogd op 27 mei 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/298413 / HA ZA 20-42
Vonnis van 27 mei 2020
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. T.J.P. Jager te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GREENWOOD INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Bergen NH,
2.
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagden,
advocaat mr. H.F.C. Hoogendoorn te Amsterdam.
Partijen worden hierna ING Bank, Greenwood en [gedaagde] genoemd. Gedaagden worden gezamenlijk ook Greenwood c.s. genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 januari 2020 met producties,
  • het rolbericht van 31 maart 2020 van Greenwood c.s. waarbij zij zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en verzocht heeft om de zaak voor vonnis op de rol te plaatsen en
  • het rolbericht van 10 april 2020 van ING Bank waarbij zij vonnis heeft gevraagd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
De stellingen van ING Bank kunnen het gevorderde dragen en zijn door Greenwood c.s. niet weersproken. Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan derhalve worden toegewezen, behoudens het navolgende.
2.2.
ING Bank stelt in het lichaam van de dagvaarding dat indien Greenwood betalingen zal gaan verrichten, deze betalingen vanaf het moment dat de openstaande vordering op Greenwood onder de € 225.000,00 raakt in mindering strekken op de betalingsverplichting uit de borgstelling. De vordering tegen [gedaagde] zal dan ook op na te melden wijzen worden toegewezen.
2.3.
ING Bank vordert hoofdelijke veroordeling van Greenwood c.s. tot voldoening van de buitengerechtelijke incassokosten. Deze vordering zal worden afgewezen nu onvoldoende is gesteld of gebleken op grond waarvan een hoofdelijke veroordeling dient te worden uitgesproken.
2.4.
ING Bank vordert dat Greenwood c.s. wordt veroordeeld om aan haar te voldoen de wettelijke rente over de proceskosten vanaf veertien dagen na het wijzen van dit vonnis. Deze vordering zal worden toegewezen met ingang van de datum gelegen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.5.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
2.6.
Greenwood c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ING Bank worden begroot op:
- dagvaarding € 112,68
- griffierecht 4.131,00
- salaris advocaat
2.402,00(1,0 punt × tarief € 2.402,00)
Totaal € 6.645,68

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
veroordeelt Greenwood om aan ING Bank tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 240.359,90 (tweehonderd veertigduizend driehonderd negenenvijftig euro en negentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 31 oktober 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan ING Bank tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 225.000,00 (tweehonderd vijfentwintigduizend euro) vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag met ingang van 1 december 2019 tot aan de dag van algehele voldoening, met dien verstande dat indien Greenwood betalingen verricht waardoor de vordering op Greenwood onder de € 225.000,00 komt, de betalingen door Greenwood in mindering strekken op hetgeen [gedaagde] verschuldigd is uit hoofde van de borgstelling,
3.3.
Veroordeelt Greenwood c.s. om aan ING Bank tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 2.975,00 (tweeduizend negenhonderd vijfenzeventig euro) wegens buitengerechtelijke incassokosten,
3.4.
veroordeelt Greenwood c.s. in de proceskosten, aan de zijde van ING Bank tot op heden begroot op € 6.645,68, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
3.5.
veroordeelt Greenwood c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Greenwood c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
3.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Voogd en in het openbaar uitgesproken op 27 mei 2020. [1]

Voetnoten

1.type: IV