Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.Feiten en omstandigheden
3.Verzoek
4.Verweer
5.Beoordeling
.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 10 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een moeder en een vader over de vaststelling van een kinderbijdrage en een bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie voor hun kinderen. De moeder verzocht om een bijdrage met terugwerkende kracht tot 31 december 2004, terwijl de vader verweer voerde en een lagere bijdrage voorstelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen onvoldoende bewijs hebben geleverd over hun verdiencapaciteit, maar heeft besloten uit te gaan van de werkelijke inkomens van de ouders. De rechtbank heeft de behoefte van de kinderen vastgesteld op € 851,00 per maand, terwijl de gezamenlijke draagkracht van de ouders € 779,00 per maand bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vader vanaf 5 juni 2019 een bijdrage van € 280,50 per maand moet betalen voor de jongmeerderjarige en de minderjarige, en dat de bijdrage voor de periode van 4 juni 2014 tot 4 juni 2019 € 295,79 per maand bedraagt, met jaarlijkse indexering. De rechtbank heeft de verzoeken van de moeder grotendeels toegewezen en de vader verplicht om de vastgestelde bijdragen te voldoen.