ECLI:NL:RBNHO:2020:4219

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
9 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2620
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een urgentieverklaring voor woning door gemeente Heerhugowaard

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan over het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring voor een woning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard. Eiseres had op 30 oktober 2019 een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, welke op 20 maart 2020 werd afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 14 mei 2020, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres haar situatie toegelicht. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat eiseres een spoedeisend belang heeft, maar heeft ook geconcludeerd dat de afwijzing van de urgentieverklaring door verweerder terecht was. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiseres niet voldeed aan de criteria voor urgentie zoals vastgelegd in de Huisvestingsverordening Heerhugowaard 2019. Eiseres had niet aangetoond dat zij een medische of sociale indicatie had die haar recht zou geven op een urgentieverklaring. De voorzieningenrechter heeft ook het beroep op de hardheidsclausule afgewezen, omdat eiseres niet kon aantonen dat er levensbedreigende of anderszins dringende omstandigheden waren. De uitspraak werd niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummers: HAA 20/2620 en HAA 20/2283
uitspraak van de voorzieningenrechter van 28 mei 2020 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats 1] , eiseres en verzoekster (hierna te noemen: eiseres)

(gemachtigde: mr. J.J.C. Engels),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard, verweerder
(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Procesverloop

Bij besluit van 30 oktober 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring voor een woning afgewezen.
Bij besluit van 20 maart 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2020. Gemachtigde van eiseres en gemachtigde van verweerder zijn ter zitting gehoord via Skype. Eiseres zelf heeft via een telefoonverbinding aan het skype-gesprek deelgenomen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om aan te nemen dat eiseres een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
2.
Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
3. Verweerder heeft in het primair besluit het verzoek om urgentie afgewezen omdat dit verzoek niet voldoet aan de urgentiecriteria genoemd in artikel 11a van de Huisvestingsverordening Heerhugowaard 2019 (nader: de Verordening) en artikel 2 van de Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard houdende regels omtrent huisvesting Beleidsregels Urgenties Heerhugowaard 2019 (nader: de Beleidsregel).
Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Op 25 februari 2020 is een hoorzitting gehouden. Verweerder heeft vervolgens - overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaarschriften van 17 maart 2020 - in het bestreden besluit beslist.
4. Verweerder stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiseres niet aan de voorwaarden voldoet om voor een urgentieverklaring in aanmerking te komen.
Anders dan in het primair besluit staat vermeld, staat zij inmiddels één jaar ingeschreven in de BRP. Eiseres beschikt echter tot 20 april 2020 over haar huidige woonruimte in een woning van dnoDoen die hoewel niet ideaal is, niet ongeschikt is. Verder stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres met de overgelegde brief van Jeugd- en Gezinscoach, waarin dringend wordt geadviseerd om eiseres en haar kinderen in elk geval voorlopig in [woonplaats 2] te laten blijven, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij recht zou kunnen doen gelden op een medische of een sociale indicatie. Eiseres heeft verder haar stelling dat het niet goed gaat met de kinderen en dat de situatie in huis te onrustig is om therapie te kunnen opstarten niet met concrete gegevens onderbouwd.
Een beroep op de hardheidsclausule kan evenmin slagen nu eiseres niet heeft aangetoond dat sprake is van een levensbedreigende of anderszins dringende omstandigheden voor haar en haar kinderen.
5. Eiseres betwist dat zij niet zou beschikken over een medische of sociale indicatie,
op grond waarvan een urgentiestatus zou kunnen worden toegekend.
Zij is opgegroeid in [woonplaats 2] en heeft derhalve binding met deze regio. Vanaf 2016 tot 2019 verbleef zij in Engeland met haar ex-partner en haar minderjarige kinderen. Sinds 18 april 2019 – na haar relatiebreuk en een wachttijd van 3 maanden - verblijft zij met haar kinderen van [leeftijd 1] en [leeftijd 2] jaar bij Stichting dnoDoen via Stichting MET. De vader van de kinderen kan niet bijdragen in wat de kinderen behoeven omdat hij psychische problemen heeft en een zwervend bestaan leidt in Nederland.
De huidige woning (bestaande uit vijf kamers, 2 kamers, een zitkamer, een slaapkamer, de douche boven voor iedereen, evenals een keuken en een toilet) is niet passend. Eiseres moet de voorzieningen delen met een wisselend aantal bewoners die ook een tijdelijk verblijf hebben in deze woning. De woonruimte van eiseres is niet praktisch, zij deelt 2 bedden met haar kinderen en het is er ook niet schoon.
Eiseres heeft ter zitting toegelicht dat zij ten tijde van het indienen van het verzoek om voorlopige voorziening deze woning per 20 april 2020 had moeten verlaten. Er is thans geen einddatum. Een doorstroomwoning is vooralsnog niet beschikbaar en zij weet niet waar zij dan zal verblijven met haar 2 kinderen. Deze onzekerheid geeft haar veel stress die indirect afstraalt op dc kinderen.
Ter onderbouwing van het voorgaande verwijst eiseres naar een verklaring van [naam 3] , Jeugd en Gezinscoach Heerhugowaard van 10 december 2019, de verklaring van de ambulante thuisbegeleider van 10 januari 2020 en de verklaring van [naam 4] , werkzaam bij dnoDoen van 17 januari 2020.
Mocht eiseres toch niet voldoen aan de voorwaarden voor de urgentiestatus dan verzoekt zij om toepassing van de hardheidsclausule wegens een onbillijkheid van overwegende aard.
Eiseres stelt dat het nadeel dat zij ondervindt als gevolge van de afwijzing van de urgentie-aanvraag onevenredig groot is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Zij verzoekt de voorzieningenrechter het besluit te schorsen dan wel haar een urgentie-status te verlenen.
Wettelijk kader
6 .
Huisvestingsverordening Heerhugowaard 2019
Artikel 9 . Voorrang bij urgentie
1. Voor de in artikel 2 aangewezen categorieën woonruimte wordt bij het verlenen van huisvestingsvergunningen voorrang gegeven aan woningzoekenden waarvoor de voorziening in de behoefte aan woonruimte dringend noodzakelijk is.
2. Onverminderd artikel 12, derde lid, van de wet behoort tot de woningzoekenden bedoeld in het eerste lid een vergunninghouder als bedoeld in artikel 28 van de wet en de woningzoekende die zijn woonruimte in de woningmarktregio heeft of zal moeten verlaten in verband met:
a. een medische en/of sociale indicatie;
(…).
Artikel 11a. Criteria voor urgenties op grond van medische/sociale indicatie
1.Voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische/sociale indicatie, als bedoeld in artikel 8, tweede lid onder a komt in aanmerking de woningzoekende waarop de volgende omstandigheden van toepassing zijn:
a.de woningzoekende moet de huidige woonruimte verlaten buiten eigen schuld;
b.de woningzoekende is aantoonbaar niet zelf in staat binnen 6 maanden andere passende woonruimte te vinden;
c.de huidige woonruimte is niet geschikt of niet geschikt te maken om het probleem binnen 6 maanden op te lossen terwijl dit wel noodzakelijk is, en
d.de woningzoekende staat minimaal 1 jaar ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) van één van de gemeenten in de woningmarktregio of de woningzoekende is maatschappelijk gebonden aan de woningmarktregio.
2.In aanvulling c.q. afwijking op het eerste lid gelden voor indeling in de urgentiecategorie op grond van medische indicatie tevens de volgende omstandigheden:
a.er moet sprake zijn van woonomstandigheden die de medische situatie onhoudbaar maken.
b.de inkomenscriteria als bedoeld in artikel 3 onder a zijn niet van toepassing.
3.In aanvulling op het eerste lid geldt voor indeling in de urgentiecategorie op grond van sociale indicatie tevens de voorwaarde dat er bij de woningzoekende dat er sprake moet zijn van ernstige psychiatrische en/of psycho-sociale problematiek in relatie met de zelfstandige woonomstandigheden, waarbij aannemelijk moet worden gemaakt worden dat medicatie/therapie in de afgelopen 6 maanden niet tot verbetering/oplossing van de problematiek heeft geleid en een andere zelfstandige woonsituatie een oplossing biedt voor de ernstige psychiatrische en/of psychosociale problemen.
Artikel 15. Hardheidsclausule en pilots
1.Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot onbillijkheid van overwegende aard leidt ten gunste van de woningzoekende af te wijken van deze verordening.
2.(…).
Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard houdende regels omtrent huisvesting Beleidsregels Urgenties Heerhugowaard 2019
Artikel 2. Criteria voor urgenties op medische/sociale indicatie (verordening artikel 11a)
1. Voor aanvragen op grond van medische indicatie (artikel 11a lid 2) wordt de situatie als onhoudbaar beschouwd in de volgende gevallen:
a. als de bruikbaarheid of toegankelijkheid van de woning door ziekte of door een lichamelijke of verstandelijke beperking ernstig wordt belemmerd (ergonomische belemmeringen);
b. als de huidige woonsituatie ernstige schade veroorzaakt aan de gezondheid.
2. Voor aanvragen op grond van sociale indicatie (artikel 11a lid 3) verlenen burgemeester en wethouders
geenurgentie als de volgende omstandigheden zich voordoen:
a. problemen met de woning in de zin van:
1. ruimtegebrek, wonend in een te kleine woning;
2. een slecht onderhouden woning;
3. problemen met tuinonderhoud, het huishouden, en het onderhoud van de woning vanwege slechte gezondheid;
4. vrijwillige verkoop van de eigen woning;
5. huuropzegging door verhuurder;
6. onderhuur of een tijdelijk huurcontract.
b. problemen met de woonomgeving in de zin van:
1. conflict met buren;
2. lawaaioverlast van de directe omgeving;
3. achteruitgang van de buurt.
c. Gezinsproblemen zoals:
1. Inwonend met of zonder kinderen;
2. Zwangerschap;
3. Echtscheiding/relatieverbreking met of zonder kinderen;
4. Slechte ouder-kind relatie;
5. Wanneer men de partner (eventueel met kinderen) vanuit het buitenland wil laten overkomen.
d. Overige problemen zoals:
1. Geen eigen woning of dakloos;
2. Werk in de regio aanvaard;
3. Vanuit het buitenland teruggekeerd;
4. Wanneer men reeds gedurende een lange periode op woonruimte wacht;
5. Financiële problemen.
3. De in lid 2 vermelde situaties zijn niet limitatief omschreven. Het niet genoemd staan van een situatie in bovenstaande lijst leidt niet tot automatische toekenning van een urgentie op grond van sociale indicatie.
7. De voorzieningenrechter begrijpt uit de toelichting van eiseres dat zij zich ten volle inspant om te zoeken naar een stabiele situatie voor haar en met name voor haar kinderen in [woonplaats 2] of in de directe omgeving daarvan.
Echter, gelet op artikel 11a van de Verordening en artikel 2 van het Beleid is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder niet had hoeven aannemen dat in het geval van eiseres en haar kinderen sprake is van een medische of sociale indicatie op grond waarvan een urgentie voor een woning had moeten worden verleend. Weliswaar blijkt uit de door eiseres overgelegde verklaring van [naam 3] , Jeugd en Gezinscoach te Heerhugowaard , de verklaring van de ambulante thuisbegeleider en de verklaring van [naam 4] , werkzaam bij dnoDoen, dat de situatie waarin eiseres en haar kinderen zich momenteel bevinden verre van ideaal voor hen is en dat met name de oudste zoon daarvan psychische klachten ondervindt. De voorzieningenrechter leidt uit die verklaringen echter niet af dat sprake is van een zondige ernstige situatie dat wel sprake is van een medische of sociale indicatie op grond waarvan door verweerder een urgentieverklaring had moeten worden verleend. Daarbij is van belang dat uit de voormelde verklaringen en uit hetgeen eiseres over de huidige woonsituatie naar voren heeft gebracht niet blijkt dat de psychische problemen van met name haar oudste kind in overwegende mate voortkomen uit de huidige woonsituatie van het gezin en dat een langer verblijf in de woning van Dnodoen tot een onhoudbare situatie zal leiden.
8. Eiseres heeft een beroep gedaan op de hardheidsclausule. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kon verweerder – alle omstandigheden in aanmerking genomen – in redelijkheid tot de conclusie komen dat het beroep van eiseres op de hardheidsclausule niet slaagt. Eiseres heeft niet aangetoond dat sprake is van levensbedreigende of anderszins dringende omstandigheden voor haar en haar kinderen.
9 . Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van E.A.D. Horn, griffier.
Deze uitspraak is gedaan op 28 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.