ECLI:NL:RBNHO:2020:4208

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
7388381 \ CV EXPL 18-10766
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie en schadevergoeding bij vertraagde vlucht en bagage

In deze zaak hebben de passagiers, vertegenwoordigd door EuClaim B.V., Turkish Airlines aangeklaagd wegens vertraging van hun vlucht en het verlies van bagage. De passagiers, bestaande uit meerderjarige en minderjarige eisers, hebben op 3 september 2018 een vordering ingesteld tegen Turkish Airlines, die schriftelijk heeft geantwoord en een incidentele vordering heeft ingesteld. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening 261/2004 voor de vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Kilimanjaro, en schadevergoeding voor de vertraagde bagage van een andere passagier die van Amsterdam naar Addis Abeba vloog. De rechtbank heeft vastgesteld dat de passagiers met meer dan 24 uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen en dat Turkish Airlines hen compensatie verschuldigd is, tenzij zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van bijzondere omstandigheden. Turkish Airlines voerde aan dat de vertraging te wijten was aan zware mist, maar de rechtbank oordeelde dat dit niet voldoende was om de compensatie te ontlopen. De vordering van de passagiers tot compensatie werd toegewezen, evenals een deel van de buitengerechtelijke kosten. De vordering van de andere passagier voor schadevergoeding wegens vertraagde bagage werd echter afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de schade niet direct verband hield met de vertraging van de bagage.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7388381 \ CV EXPL 18-10766
Uitspraakdatum: 3 juni 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2. [passagier sub 2]pro se en in hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger voor haar minderjarige kinderen
[minderjarige 1]en
[minderjarige 2],
allen wonende te [woonplaats]
hierna gezamenlijk te noemen ‘ [passagier sub 1] c.s.’
3. [passagier sub 3]pro se en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger voor haar minderjarige kind
[minderjarige 3],
beiden wonende te [woonplaats] , hierna gezamenlijk te noemen ‘ [passagier sub 3] c.s.’
eisers
hierna allen gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde EuClaim B.V.
tegen
De buitenlandse vennootschap
Turk Havayollari A.O., tevens handelend onder de naam Turkish Airlines
gevestigd te Ankara (Turkije) en kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Turkish Airlines
gemachtigde mr. G.J. Ziedses des Plantes

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 3 september 2018 een vordering tegen Turkish Airlines ingesteld. Turkish Airlines heeft schriftelijk geantwoord en een incidentele vordering ingesteld.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Turkish Airlines een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

Ten aanzien van [passagier sub 1] c.s.
2.1.
[passagier sub 1] c.s. hebben met Turkish Airlines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Turkish Airlines [passagier sub 1] c.s. diende te vervoeren van Amsterdam, via Istanbul (Turkije), naar Kilimanjaro Airport (Tanzania) op 22 december 2017.
2.2.
De vlucht tussen Amsterdam en Istanbul met vluchtnummer TK1952 is vertraagd uitgevoerd. Door die vertraging hebben [passagier sub 1] c.s. de vlucht naar Kilimanjaro Airport, met vluchtnummer TK581 gemist. Zij zijn overgeboekt naar een andere vlucht en hebben hun eindbestemming met ruim 28 uur vertraging bereikt.
2.3.
[passagier sub 1] c.s. hebben compensatie van Turkish Airlines gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Turkish Airlines heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
Ten aanzien van [passagier sub 3] c.s.
2.5.
[passagier sub 3] c.s. hebben met Turkish Airlines een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Turkish Airlines [passagier sub 3] c.s. diende te vervoeren van Amsterdam, via Istanbul (Turkije), naar Addis Abeba (Ethiopië) op 22 december 2017.
2.6.
De vlucht tussen Amsterdam en Istanbul met vluchtnummer TK1952 is vertraagd uitgevoerd. [passagier sub 3] c.s. hebben de aansluitende vlucht naar Addis Abeba, met vluchtnummer TK676, gehaald en zijn op het geplande tijdstip op zaterdag 23 december 2017 om 00:55 uur lokale tijd aangekomen op hun eindbestemming.
2.7.
Bij aankomst te Addis Abeba waren twee stuks van de door [passagier sub 3] c.s. ingecheckte bagage vermist. [passagier sub 3] c.s. hebben op 24 december 2017 de bagage in ontvangst genomen op Bole Airport te Addis Abeba.
2.8.
[passagier sub 3] c.s. hebben schadevergoeding van Turkish Airlines gevorderd in verband met extra kosten vanwege een verblijf in de buurt van het vliegveld in afwachting van de bagage.
2.9.
Turkish Airlines heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Turkish Airlines bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 2.576,29, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2017, althans vanaf de datum van ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 544,50 dan wel € 462,98 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf donderdag 11 januari 2018 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van het vonnis.
3.2.
[passagier sub 1] c.s. hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: Verordening 261/2004) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). [passagier sub 1] c.s. stellen dat Turkish Airlines vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,- per passagier.
3.3.
[passagier sub 3] c.s. hebben aan de vordering ten grondslag gelegd het Verdrag van Montréal tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (hierna: het Verdrag) en de Verordening (EG) nr. 889/2002 tot wijziging van Verordening 2027/97 betreffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen (hierna: Verordening 889/2002) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Aartsen c.s. stellen dat Turkish Airlines vanwege de vertraging van de bagage aansprakelijk is voor de schade die zij geleden hebben tot een bedrag van € 176,29.

4.De incidentele vordering en het verweer

4.1.
Turkish Airlines heeft bij conclusie van antwoord primair gevorderd de dagvaarding nietig te verklaren op grond van artikel 209 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De kantonrechter begrijpt dat Turkish Airlines met deze primaire vordering een incidentele vordering heeft ingesteld. Aan deze primaire vordering legt Turkish Airlines ten grondslag dat sprake is van een onjuiste cumulatie van vorderingen, omdat de vorderingen en de feiten die daaraan ten grondslag liggen op geen enkele wijze overeenkomen. [passagier sub 1] c.s. vorderen schadevergoeding op grond van Verordening 261/2004 wegens vertraging van vlucht TK1952, waardoor zij hun aansluitende vlucht TK571 van Istanbul naar Tanzania hebben gemist, terwijl [passagier sub 3] schadevergoeding vordert op grond van het Verdrag en Verordening 889/2002 wegens vermiste/vertraagde bagage. Turkish Airlines heeft voorts – kort samengevat – het volgende aangevoerd.
4.2.
Turkish Airlines heeft, voor zover de eisen worden ingesteld namens of door de kinderen en voor zover de eisen worden ingesteld namens of door [passagier sub 3] (subsidiair) geconcludeerd tot ontzegging althans niet ontvankelijk verklaring van de vorderingen, vanwege het ontbreken van een rechterlijke machtiging voor de minderjarigen en vanwege het ontbreken van de vereiste procesvolmachten. Ten slotte heeft Turkish Airlines (subsidiair) geconcludeerd tot splitsing van de vorderingen van [passagier sub 1] c.s. en [passagier sub 3] vanwege een onjuiste cumulatie van vorderingen.
4.3.
Turkish Airlines concludeert (meer subsidiair, voor zover de passagiers niet reeds niet-ontvankelijk zijn verklaard op grond van de subsidiaire vorderingen), tot niet-ontvankelijkverklaring en (nog meer subsidiair) tot afwijzing van de buitengerechtelijke kosten. Ten slotte vordert Turkish Airlines veroordeling van de passagiers in de proceskosten.
4.4.
Turkish Airlines heeft voorts – samengevat - aangevoerd dat sprake was van bijzondere omstandigheden, namelijk weeromstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie hebben verhinderd, zodat geen compensatie verschuldigd is aan [passagier sub 1] c.s. Turkish Airlines heeft hiertoe verwezen naar een METAR rapport van 22 december 2017. De vlucht vanaf Amsterdam heeft niet tijdig kunnen vertrekken omdat er gedurende de hele ochtend sprake was van zware mist.
4.5.
Turkish Airlines heeft aangevoerd dat zij geen compensatie verschuldigd is aan [passagier sub 3] (c.s.) omdat [passagier sub 3] (c.s.) zelf te laat heeft geklaagd, nu Turkish Airlines pas op 22 februari 2018 een schadeclaim heeft ontvangen namens [passagier sub 3] (c.s.). Ook heeft zij nagelaten om formele bankverklaringen op te sturen ter onderbouwing van haar schadeclaim. Verder voert Turkish Airlines aan dat [passagier sub 3] (c.s.) niet aannemelijk heeft gemaakt dat het noodzakelijk was om in de buurt van het vliegveld te verblijven en daarmee de kosten te maken waarvan zij nu vergoeding vordert, omdat de procedure is dat bagage bij vertraagde aankomst wordt nagestuurd naar de doorgegeven vakantiebestemming. Daarmee is ook geen sprake van een direct verband tussen de gevorderde schadevergoeding en de vertraging van de bagage. Ten slotte voert Turkish Airlines aan dat voor zover de gevorderde schade wel in direct verband staat met de vertraagde bagage, [passagier sub 3] (c.s.) zelf schuld heeft dan wel in sterke mate heeft bijgedragen aan de gevorderde kosten, daarmee heeft zij haar schadebeperkingsplicht geschonden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter stelt vast dat de door Turkish Airlines bij antwoord ingestelde incidentele vordering over het hoofd is gezien bij de beoordeling na antwoord. Turkish Airlines heeft bij wijze van incidentele vordering nietigverklaring van de dagvaarding gevorderd. Turkish Airlines beroept zich daarbij op een onjuiste cumulatie van vorderingen en daarmee op ontbreken van samenhang tussen de vorderingen van eisers.
5.3.
De kantonrechter stelt vast dat (weliswaar sprake is van eenzelfde eerste vlucht naar Istanbul) [passagier sub 1] c.s. een vordering instelt tot compensatie wegens vertraging en dat [passagier sub 3] c.s. een vordering instelt tot schadevergoeding en dat tussen deze vorderingen derhalve geen zodanige samenhang bestaat, dat redenen van doelmatige samenhang een gezamenlijke behandeling wettigen. Het gevolg is daarvan echter, in tegenstelling tot hetgeen Turkish Airlines vordert, niet dat de dagvaarding nietig wordt verklaard, noch dat de vordering afgewezen of niet-ontvankelijk verklaard moet worden. In plaats daarvan hadden de zaken gesplitst kunnen en moeten worden. De kantonrechter gaat daar, op grond van proceseconomische redenen niet toe over, nu gebleken is dat Turkish Airlines niet in haar verdediging is geschaad. Zij heeft in beide zaken haar verweer kunnen voeren en heeft derhalve geen belang bij een splitsing in deze fase van het geding. Het belang van Turkish Airlines lijkt nu nog slechts gelegen in de proceskosten, de kantonrechter zal met het voorgaande rekening houden bij het bepalen van de proceskosten.
Ten aanzien van [passagier sub 1] c.s.
5.4.
Turkish Airlines heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring althans ontzegging van de vorderingen van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] ., vanwege het ontbreken van een rechterlijke machtiging. De machtigingen zijn door [passagier sub 1] c.s. bij repliek overgelegd zodat de kantonrechter vaststelt dat een rechterlijke machtiging is verleend.
5.5.
Vaststaat dat [passagier sub 1] c.s. hun eindbestemming hebben bereikt met meer dan 24 uur vertraging. Gelet op het bepaalde in de Verordening dient Turkish Airlines [passagier sub 1] c.s. voor deze vertraging te compenseren, tenzij Turkish Airlines kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van bijzondere omstandigheden en zij alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging te voorkomen.
5.6.
Turkish Airlines voert aan dat zij geen compensatie verschuldigd is aan [passagier sub 1] c.s. omdat de vertraging het gevolg was van bijzondere omstandigheden, omdat de vlucht van Amsterdam naar Istanbul niet op tijd is vertrokken vanwege zware mist. Turkish Airlines verwijst naar een METAR-rapport van de datum van de vlucht. De kantonrechter stelt vast dat de vlucht van [passagier sub 1] c.s. gepland stond om om 12.10 uur te vertrekken. [passagier sub 1] c.s. hebben aangevoerd dat het weer tijdens de uitvoering van de vlucht goed genoeg was om te vliegen en dat problemen bestonden op de voorafgaande vlucht en niet op de vlucht in kwestie. Nu nadere informatie ontbreekt, zoals een beslissing van luchtverkeerbeheer dat de vlucht niet op het geplande tijdstip vanwege de weersomstandigheden kon vertrekken, terwijl evenmin een vluchtrapport van de vlucht is overgelegd, moet de conclusie zijn dat niet kan worden vastgesteld dat de vertraging op de eindbestemming is veroorzaakt door een buitengewone omstandigheid. Het oordeel van de kantonrechter is dat het beroep van Turkish Airlines op bijzondere omstandigheden niet slaagt.
5.7.
Nu Turkish Airlines voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van compensatie aan [passagier sub 1] c.s., gelet op de duur van de vertraging van de vlucht worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente wordt het volgende overwogen. De passagier heeft wettelijke rente gevorderd met ingang vanaf 23 december 2017. Het betreft hier een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade, zodat deze schade gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar is. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. De wettelijke rente wordt daarom toegewezen vanaf 23 december 2017, zijnde de datum waarop de vlucht op de eindbestemming had moeten aankomen.
5.1.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Turkish Airlines heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De kantonrechter zal de vordering of het gevorderde bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten € 360,-, en voor het overige afwijzen.De gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten is eveneens toewijsbaar, met dien verstande dat deze wordt toegewezen vanaf de datum van de dagvaarding, nu de passagiers niet hebben gesteld op welke datum de buitengerechtelijke incassokosten zijn betaald.
Ten aanzien van [passagier sub 3] c.s.
5.2.
[passagier sub 3] c.s. vorderen schadevergoeding wegens gemaakte kosten als gevolg van door Turkish Airlines vertraagde afgeleverde bagage. Turkish Airlines voert aan dat de machtigingen voor de minderjarigen ontbreken, evenals de juiste procesvolmachten. Bij repliek hebben [passagier sub 3] c.s. een brief van EUclaim B.V. aan de rechtbank Amsterdam d.d. 18 oktober 2018 overgelegd, in deze brief staat onder meer: “
[…] Voor het verhalen van de vordering zijn wij een procedure voor de Rechtbank, sector kanton begonnen. Voor de minderjarige passagier zijn tevens noodzakelijke kosten gemaakt die conform Verordening 889/2002 en het Verdrag van Montréal voor vergoeding in aanmerking komen. Voor het verhalen van deze kosten is een machtiging ex artikel 1:253k jo artikel 1:349 BW voor [minderjarige 3] vereist. De wettelijk vertegenwoordigers verzoeken u derhalve om het volgende.
De wettelijk vertegenwoordigers verzoeken u een machtiging ex artikel 1:253k jo. artikel 1:349 BW te verlenen voor de minderjarige, zodat EUclaim/Miss Casey als gemachtigde de vordering in rechte kan verhalen dan wel in der minne kan afdoen. De volmachten van de wettelijk vertegenwoordigers alsmede de identiteitsdocumenten van de wettelijk vertegenwoordigers en de minderjarige zijn als bijlage toegevoegd. Wij verzoeken u derhalve een machtiging voor de minderjarige te verlenen.”
Voornoemd verzoek is gezien en goedgekeurd door de kantonrechter te Amsterdam op 22 oktober 2018.
5.3.
Turkish Airlines voert aan dat in voornoemde brief aan de kantonrechter is gevraagd om een machtiging te verlenen aan EUclaim/Miss Casey om de minderjarige kinderen van [passagier sub 3] in rechte te vertegenwoordigen. De kantonrechter overweegt dat het (goedgekeurde) verzoek niet als zodanig gelezen dient te worden, er wordt namelijk door de wettelijke vertegenwoordigers verzocht om een machtiging ex artikel 1:253k jo. artikel 1:349 BW. Nu de verzochte machtiging is goedgekeurd, dient te worden verondersteld dat de machtiging is verleend aan [passagier sub 3] , die vervolgens voor het voeren van de procedure een procesgemachtigde heeft ingeschakeld.
5.4.
Verder voert Turkish Airlines aan dat EUclaim niet gevolmachtigd is om [passagier sub 3] (c.s.) in deze procedure te vertegenwoordigen omdat zij niet beschikt over de vereiste procesvolmachten. [passagier sub 3] (c.s.) heeft Miss Casey gemachtigd om namens haar te procederen en heeft gesteld dat Miss Casey een dochteronderneming van EUclaim B.V. is. Voorts is erop gewezen dat in de procesvolmacht onder andere is opgenomen: “
Miss Casey B.V. shall have the authoritiy and power: to undertake and perform legal procedures and claims against airlines […] The foregoing can also be performed with help from intermediaries and/or third parties.”Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat de juiste procesvolmachten aanwezig zijn en dat EUclaim gevolmachtigd is om [passagier sub 3] c.s. in deze procedure te vertegenwoordigen.
5.5.
Turkish Airlines voert daarnaast aan dat [passagier sub 3] pas na de in het Verdrag genoemde termijn van 21 dagen, een claim heeft ingediend. [passagier sub 3] c.s. stellen dat zij bij brief van 11 januari 2018 en derhalve binnen de termijn van 21 dagen, bij Turkish Airlines hebben geklaagd. Van deze brief hebben [passagier sub 3] c.s. bovendien een ontvangstbevestiging gekregen. Voorgaande is niet door Turkish Airlines betwist, zodat de kantonrechter oordeelt dat [passagier sub 3] c.s. tijdig protest hebben gedaan zoals bedoeld in artikel 31 lid 2 van het Verdrag.
Verder voert Turkish Airlines aan dat [passagier sub 3] c.s., ondanks verzoeken van Turkish Airlines, hebben nagelaten bankverklaringen op te sturen, zodat [passagier sub 3] c.s. hun recht op schadevergoeding hebben prijsgegeven. Voorgaande is door [passagier sub 3] c.s. betwist, zij stellen de verzoeken waar Turkish Airlines naar verwijst niet te hebben ontvangen. Daarop is door Turkish Airlines bij dupliek niet meer gereageerd. Evenmin heeft Turkish Airlines de vermeende verzoeken als productie overgelegd. De kantonrechter gaat dan ook voorbij aan het verweer van Turkish Airlines dat [passagier sub 3] c.s. hun recht op schadevergoeding zouden hebben prijsgegeven.
5.6.
Ten slotte voert Turkish Airlines aan dat de schade die [passagier sub 3] c.s. vorderen niet direct in verband staat met de vertraging van de bagage, zodat de gevorderde schadevergoeding niet voor toewijzing in aanmerking komt. De schade ziet op extra reis- en verblijfskosten omdat [passagier sub 3] c.s. in de buurt van het vliegveld hebben verbleven, in plaats van door te reizen naar de daadwerkelijke vakantiebestemming, terwijl dit niet noodzakelijk was. De gemaakte kosten komen volgens Turkish Airlines niet voor vergoeding in aanmerking omdat het niet noodzakelijk was deze kosten te maken, dan wel omdat [passagier sub 3] zelf schuld heeft of in sterke mate heeft bijgedragen aan de door haar gevorderde kosten.
5.7.
De kosten waarvoor [passagier sub 3] c.s. schadevergoeding vorderen zien op kosten voor twee overnachtingen in een hotel en kosten voor autohuur op 24 december 2017. Uit het Property Irregularity Report volgt dat er bij aankomst contact is geweest met Turkish Airlines over de bagage. Turkish Airlines voert aan dat, als gebruikelijk, de bagage zo snel mogelijk wordt nagebracht. Onder die omstandigheden kan en mag van Aartsen c.s. verlangd worden dat zij toelichten en onderbouwen dat er toch een noodzaak bestond om te overnachten in de nabijheid van het vliegveld en een auto te huren in plaats van door te reizen naar de bestemming en daar de komst van de bagage af te wachten. Het enkele feit dat Turkish Airways bij hun aankomst nog geen informatie over de bagage had, is onvoldoende. Een verdere toelichting of onderbouwing ontbreekt.
5.8.
De kantonrechter is van oordeel dat de gestelde schade niet (alleen) is ontstaan doordat de bagage vertraagd is aangekomen, maar vooral door het besluit van [passagier sub 3] c.s. om in de buurt van het vliegveld te verblijven en dat deze kosten hadden kunnen worden voorkomen. De kantonrechter is van oordeel dat niet gebleken is van schade die voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op het voorgaande zal de vordering van [passagier sub 3] c.s. worden afgewezen.
5.9.
De vordering van de passagiers wordt gedeeltelijk toegewezen, gelet hierop ziet de kantonrechter aanleiding om te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
5.10.
De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Turkish Airlines tot betaling aan [passagier sub 1] c.s. van € 2.400,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 december 2017 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Turkish Airlines tot betaling aan [passagier sub 1] c.s. van € 360,- aan buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 september 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter