Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Eriks B.V.
1.Het procesverloop
2.De feiten
“een positief einde van het traject”is gekomen. Daarbij is onder meer geconstateerd dat [eiser] had laten zien dat hij een volledig strategisch plan kon opstellen, dat zijn kennis van klanten op een aanvaardbaar peil was, dat een kwalitatief goed plan was geschreven voor klantbezoeken, en dat de klantbezoeken positief verliepen. Ook is in die brief opgemerkt dat een nieuwe fase is ingetreden en dat [eiser] extra moeten (blijven) letten op de beeldvorming in het bedrijf en de continuïteit van zijn prestaties.
“zo niet kunnen blijven doorgaan”. Daarbij is toegelicht dat [eiser] structureel beneden de maat presteert, dat onvoldoende duidelijk is welke taken hij uitvoert en dat ook niet duidelijk is waarom hij niet toekomt aan de verantwoordelijkheden van zijn functie.
“geen vertrouwen meer”in had.
‘in engere zin nu geen sprake van ziekte of gebrek meer”is, maar wel van een
‘polariserend arbeidsconflict”. De bedrijfsarts heeft geadviseerd [eiser] (opnieuw) vrij te stellen van werk, een vervolggesprek aan te gaan voor het maken van afspraken over samenwerking in de toekomst, en daarbij een interne bemiddelaar of een mediator in te zetten. Ook is geadviseerd om [eiser] de gelegenheid te geven zich in een gesprek te laten bijstaan door een toehoorder.
3.De vordering
4.Het verweer en de tegenvordering
5.De beoordeling
Mak/SGBO)). De rechtspraak waarnaar Erik verwijst, ziet op een geval van zogenoemde ‘situatieve arbeidsongeschiktheid’, waarin sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding en de werknemer zich op grond van (dreigende) psychische of lichamelijke klachten niet in staat acht tot het verrichten van zijn werkzaamheden, ook al kan geen arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte worden vastgesteld. In zo’n geval moet de werknemer aannemelijk maken dat de arbeidsomstandigheden, door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever behoort te komen, voor hem zodanig waren dat met het oog op de (dreiging van) psychische of lichamelijke klachten van hem redelijkerwijs niet kon worden gevergd dat hij zijn werkzaamheden zou verrichten. Echter, een dergelijk geval doet zich hier niet voor. [eiser] heeft niet gesteld dat hij vanwege (dreigende) klachten niet in staat was zijn werk te hervatten en hij heeft evenmin verklaard dat hij daartoe niet bereid was. Het is Eriks geweest die [eiser] op non-actief heeft gesteld en hem niet (meer) toelaat tot de bedongen arbeid. [eiser] is feitelijk ook bereid gebleken andere arbeid te verrichten. De rechtspraak waarop Eriks een beroep doet, is hier dus ook niet van toepassing.
Van der Gulik/Vissers)). Uitgangspunt daarbij is dat de werkgever zich, zolang de arbeidsovereenkomst bestaat, niet eenzijdig aan de verplichting tot loonbetaling kan onttrekken, ook niet ingeval het gedrag van de werknemer grond voor een non-actiefstelling oplevert.
Mak/SGBOen
Van der Gulik/Vissers) niet meer geldt of moet worden genuanceerd. Maar ook voor dat geval komt de kantonrechter tot het oordeel dat [eiser] recht heeft op loonbetaling op en na 27 maart 2020. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, C, pag. 101 en
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, E, pag. 14). Voor een geval van ‘situatieve arbeidsongeschiktheid’ geldt blijkens die wetsgeschiedenis dat de werkgever niet (meer) gehouden is het loon te betalen als de schuld uitsluitend of in hoofdzaak bij de werknemer ligt, wat betekent dat als beiden schuld treft de werkgever gehouden zal zijn het loon te betalen (
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 7, pag. 129). Daarbij moet dan wel worden vastgesteld of de bedongen arbeid kan worden verricht (
Kamerstukken I, 2013-2014, 33 818, C, pag. 101).
6.De beslissing
€ 10.000,00;