ECLI:NL:RBNHO:2020:4178

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juni 2020
Publicatiedatum
8 juni 2020
Zaaknummer
15/200969-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel door verdachte met organiserende rol en betrokkenheid van kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 8 juni 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte heeft in een periode van ruim drie maanden samen met anderen in totaal acht personen, waaronder kinderen, vanuit Griekenland naar Nederland gesmokkeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een organiserende en begeleidende rol heeft gespeeld bij deze smokkeloperaties. Dit omvatte het voorbereiden van het vertrek van de gesmokkelden, het ter beschikking stellen van look-a-like paspoorten en het begeleiden van de gesmokkelden tijdens en na de vlucht. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van de tijd die zij in voorarrest heeft doorgebracht.

De rechtbank heeft tijdens de zitting op 25 mei 2020 de vordering van de officier van justitie, mr. R. Funke Küpper, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw mr. K.C. van Hoogmoed, gehoord. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een gevangenisstraf van 48 maanden, terwijl de verdediging heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, gezien de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

De rechtbank heeft de verdachte gedeeltelijk vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar heeft vastgesteld dat zij zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel in vereniging met anderen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de betrokkenheid van minderjarige kinderen en de rol van de verdachte in de smokkeloperaties zwaar laten meewegen in de strafmaat. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, en dat zij daarbij telkens wist dat deze toegang wederrechtelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Haarlemmermeer
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/200969-19
Uitspraakdatum: 8 juni 2020
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 mei 2020 in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R. Funke Küpper en van wat verdachte en haar raadsvrouw, mr. K.C. van Hoogmoed, advocaat te Haarlem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 23 april 2019 tot en met 2 augustus 2019 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en/of te [adres] en/of te Eindhoven, in elke geval in Nederland en/of Athene, in elk geval in Griekenland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, uit winstbejag een gewoonte gemaakt van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York tot stand gekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, immers heeft/hebben/is/zijn zij, verdachte en/of haar mededader(s):
* in de periode van 23 april 2019 tot en met 25 april 2019 twee onbekend gebleven personen, althans een persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door:
  • aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en/of het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of
  • daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en/of
  • deze personen gedurende een of meer dagen onderdak te bieden, en/of
* in de periode van 29 april 2019 tot en met 2 mei 2019 drie onbekend gebleven personen, althans een persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door:
  • aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of
  • daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland; en/of
* in de periode van 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door:
  • aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of
  • daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en/of
  • deze personen gedurende een of meer dagen onderdak te bieden; en/of
* in de periode van 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door:
  • aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-
  • daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland; en/of
* in de periode van 27 mei tot en met 29 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door:
  • aan deze personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of
  • daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland; en/of
* in de periode van 30 juli 2019 tot en met 2 augustus 2019 een persoon zich noemende [gesmokkelde 1] en/of een persoon zich noemende [gesmokkelde 2] behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland of hen daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft, door:
  • voornoemde personen een niet op zijn naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen het/de niet op zijn naam gesteld paspoort(en) een of meermalen ter controle aan te bieden, en/of
  • daarmee tezamen met voornoemde perso(o)n(en) in te checken op luchthaven Athene en/of
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wisten of ernstige redenen hadden te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot partiële vrijspraak van het ten laste gelegde feit, omdat verdachtes betrokkenheid (al dan niet in de vorm van medeplegen) bij het tenlastegelegde incident van 27 mei 2019 tot en met 29 mei 2019 niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met betrekking tot de overige vijf tenlastegelegde incidenten heeft de officier van justitie gerekwireerd tot bewezenverklaring van – kort gezegd – een gewoonte maken van mensensmokkel, in vereniging gepleegd met anderen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde incidenten van 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019, 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019 en 27 mei 2019 tot en met 29 mei 2019. Daartoe heeft de raadsvrouw – in de kern – aangevoerd dat verdachtes betrokkenheid (al dan niet in de vorm van medeplegen) bij deze drie incidenten niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Ten aanzien van de overige tenlastegelegde incidenten heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat niet kan worden bewezen dat verdachte heeft gehandeld uit winstbejag.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) mensensmokkel zoals in de tenlastelegging opgenomen in de periodes van 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019 en 27 mei 2019 tot en met 29 mei 2019. Verdachte zal van deze incidenten worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Smokkelincident 15 mei 2019 tot en met 17 mei 2019
Volgens de tenlastelegging is in deze periode een onbekend gebleven persoon vanuit Athene naar Nederland gesmokkeld. De officier van justitie is er daarbij van uitgegaan dat de dochters van verdachte, [kind 1] en [kind 2] , deze persoon in Griekenland hebben opgehaald en op het paspoort van hun zusje [kind 3] naar Nederland hebben laten reizen. Uit de WhatsApp-gesprekken die verdachte met haar dochters heeft gevoerd, volgt volgens de officier van justitie dat verdachte een belangrijke sturende en coördinerende rol heeft gehad bij deze smokkel, zodat zij is aan te merken als medepleger daarvan.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is komen vast te staan dat de dochters van verdachte, [kind 1] en [kind 2] , vanuit Athene naar Nederland zijn gereisd. Dit kan niet worden afgeleid uit de appgesprekken, terwijl vluchtgegevens over deze periode in het dossier ontbreken. Daarom kan niet worden bewezen dat een onbekend gebleven persoon vanuit Athene naar Nederland is gesmokkeld, zoals ten laste is gelegd.
Smokkelincident 27 mei 2019 tot en met 29 mei 2019
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de echtgenoot van verdachte (tevens medeverdachte) in deze periode vanuit Athene naar Nederland is gereisd en een onbekend gebleven persoon heeft gesmokkeld. Hoewel de rechtbank uit de appgesprekken met haar man afleidt dat verdachte daarvan op de hoogte was, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte bij dit incident bewust en nauw heeft samengewerkt met haar man of anderen om te kunnen spreken van medeplegen.
3.3.2.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot een gedeeltelijke bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde feit op grond van de redengevende feiten en omstandigheden, zoals opgenomen in de bewijsmiddelen die in de bijlage van dit vonnis zijn vervat en in de volgende bewijsoverweging.
3.3.3.
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte tijdens verschillende reizen telkens één of meerdere personen heeft gesmokkeld vanuit Athene (Griekenland) naar Nederland. Ten aanzien van twee van die reizen (de reis in de periode van 29 april 2019 tot en met 2 mei 2019 en de reis in de periode van 30 juli 2019 tot 2 augustus 2019) heeft verdachte bekend dat zij samen met haar man, tevens medeverdachte, meerdere personen (waaronder een kind) vanuit Griekenland naar Nederland heeft meegenomen door hen op de (look-a-like) paspoorten van hun eigen kinderen te laten reizen.
Met betrekking tot de reis in de periode van 23 april 2019 tot en met 25 april 2019 heeft verdachte ter zitting verklaard dat zij samen met de medeverdachte naar Athene is gevlogen. Uit de vluchtgegevens blijkt dat voor de terugreis ook vliegtickets op naam van drie van haar kinderen waren geboekt. Verdachte heeft verklaard dat van deze tickets geen gebruikt is gemaakt en dat zij alleen met haar man is teruggevlogen. Deze verklaring van verdachte wordt weerlegd door de bewijsmiddelen (uit de vluchtgegevens blijkt dat de gebruikers van de tickets op naam van de kinderen zijn geboard) en daarom door de rechtbank terzijde gesteld.
Verdachte wordt eveneens verweten als medepleger betrokken te zijn geweest bij de tenlastegelegde smokkel in de periode van 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019. Uit de vluchtgegevens die zich in het dossier bevinden blijkt dat [kind 1] , de dochter van verdachte, op 3 mei 2019 naar Athene is gevlogen. Op 5 mei 2019 is zij teruggevlogen naar Nederland, samen met iemand die heeft gereisd op naam van [kind 3] , haar zusje.
Uit een WhatsApp-gesprek van 4 mei 2019 leidt de rechtbank af dat verdachte op de hoogte is van het feit dat [kind 1] een meisje vanuit Athene naar Nederland gaat smokkelen. Tijdens de reis stelt verdachte via WhatsApp vragen aan [kind 1] over de reis en het meisje, geeft zij instructies, en wordt zij door [kind 1] en haar andere dochter [kind 2] die op dat moment eveneens in Griekenland is, op de hoogte gehouden over ontwikkelingen tijdens de reis. Onder andere wordt aan verdachte medegedeeld dat zij ( [kind 1] en het gesmokkelde meisje) staande zijn gehouden en dat de gesmokkelde zich op dat moment heeft voorgesteld als ‘ [kind 3] ’, waarbij [kind 1] heeft gezegd dat de gesmokkelde haar zusje was. Uit dit gesprek leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat de gesmokkelde heeft gereisd op het paspoort op naam van [kind 3] . Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte het paspoort van [kind 3] aan [kind 1] ter beschikking heeft gesteld. Verdachte is immers de moeder van de op dat moment [minderjarige] [kind 3] , die nog bij haar thuis woont. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat verdachte reeds op 10 april 2019 tegen [kind 1] in een WhatsApp-gesprek vertelt dat zij veel geld kan verdienen met het smokkelen van mensen.
Gelet op deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte in nauwe en bewuste samenwerking met haar dochter [kind 1] een onbekend gebleven persoon vanuit Griekenland naar Nederland heeft gesmokkeld en daarbij een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd om te kunnen spreken van medeplegen.
Indachtig de overeenkomsten op essentiële punten tussen de verschillende smokkelincidenten kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de handelswijze ten aanzien van de mensensmokkel die zij heeft bekend, ook heeft toegepast op de overige twee reizen. Alle vier de reizen zijn namelijk gemaakt tussen Nederland en Griekenland, met telkens één dag tussen de vertrek- en aankomstdatum, waarbij verdachte en de medeverdachten met meer personen terug naar Nederland zijn gereisd dan waarmee zij zijn vertrokken. De gesmokkelden maakten daarbij gebruik van zogenaamde look-a-like paspoorten, welke door verdachte en haar man ter beschikking werden gesteld.
Gelet op de bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene is komen vast te staan dat verdachte zich tijdens de tenlastegelegde periode schuldig heeft gemaakt aan het smokkelen van personen (waaronder kinderen) en dat zij daarvan een gewoonte heeft gemaakt, waarbij verdachte de feiten tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 23 april 2019 tot en met 2 augustus 2019 in Nederland en in Griekenland, tezamen en in vereniging met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, immers zijn verdachte en haar mededaders:
* in de periode van 23 april 2019 tot en met 25 april 2019 twee onbekend gebleven personen behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door:
  • aan deze personen een niet op hun naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en de niet op hun naam gestelde paspoorten ter controle aan te bieden, en
  • daarmee tezamen met voornoemde personen in te checken op luchthaven Athene en
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en
* in de periode van 29 april 2019 tot en met 2 mei 2019 drie onbekend gebleven personen behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door:
  • aan deze personen een niet op hun naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en de niet op hun naam gestelde paspoorten ter controle aan te bieden, en
  • daarmee tezamen met voornoemde personen in te checken op luchthaven Athene en
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en
* in de periode van 3 mei 2019 tot en met 5 mei 2019 een onbekend gebleven persoon, behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door:
  • aan deze persoon een niet op haar naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en het niet op haar naam gesteld paspoort ter controle aan te bieden, en
  • daarmee tezamen met voornoemde persoon in te checken op luchthaven Athene en
  • deze persoon te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland, en
* in de periode van 30 juli 2019 tot en met 2 augustus 2019 een persoon zich noemende [gesmokkelde 1] en een persoon zich noemende [gesmokkelde 2] behulpzaam geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, door:
  • voornoemde personen een niet op hun naam gesteld (zogenaamde look-a-like) paspoort ter beschikking te stellen en de niet op hun naam gesteld paspoorten ter controle aan te bieden, en
  • daarmee tezamen met voornoemde personen in te checken op luchthaven Athene en
  • deze personen te begeleiden en aanwijzingen te geven voorafgaand, tijdens en na de vlucht van Griekenland naar Nederland,
terwijl zij, verdachte en haar mededaders telkens wisten dat die toegang wederrechtelijk was.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een gewoonte maakt en in vereniging wordt begaan door meerdere personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gelet op de ter terechtzitting naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden van verdachte verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van verdachtes voorarrest. Verdachte heeft namelijk de zorg over meerdere minderjarige kinderen en kampt zelf met de nodige (psychische) klachten. Voorts heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat verdachte bereid is om een taakstraf uit te voeren. Indien de rechtbank een voorwaardelijke straf noodzakelijk acht, dan is verdachte bereid om zich aan door de rechtbank te bepalen voorwaarden te houden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft in een periode van ruim drie maanden samen met anderen in totaal acht personen (waaronder kinderen) vanuit Griekenland naar Nederland gesmokkeld. In de meeste gevallen reisde zij samen met haar man naar Athene om daar personen op te halen en hen op de paspoorten van hun eigen kinderen naar Nederland mee te nemen. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan het instandhouden van een illegaal circuit, waardoor het maatschappelijk verkeer wordt of kan worden gefrustreerd en gecorrumpeerd, terwijl het beeld en de positie van de 'echte' asielzoeker daardoor wordt geschaad.
De rechtbank vindt het in het bijzonder ernstig dat verdachte haar eigen kinderen heeft betrokken bij de mensensmokkel. Niet alleen door de gesmokkelde personen te laten reizen op de paspoorten van haar eigen kinderen, maar ook door haar eigen kind een meisje te laten smokkelen.
Verdachte heeft een organiserende en begeleidende rol bij de smokkels gehad. Zij is immers onder andere betrokken geweest bij het voorbereiden van het vertrek van de gesmokkelden, het ter beschikking stellen van look-a-like paspoorten en de begeleiding van de gesmokkelden tijdens en na de vlucht.
Verdachte heeft als verklaring voor haar handelwijze gegeven dat zij en haar man personen naar Nederland hebben gesmokkeld om haar zwager uit de gevangenis in Syrië te krijgen. Nergens in de bewijsmiddelen blijkt dat zij mensen hebben gesmokkeld om haar zwager vrij te krijgen uit de gevangenis, dan wel dat zij uit liefdadigheid heeft gehandeld zoals zij heeft beweerd. Sterker nog, uit de bewijsmiddelen volgt dat zij met anderen bespreekt hoeveel geld zij (en haar man) aan het smokkelen van mensen wil verdienen. De rechtbank kan die omstandigheid niet rijmen met de verklaring van verdachte dat zij om voornoemde reden dan wel vanuit liefdadigheid heeft gehandeld en is van oordeel dat verdachte slechts haar eigen financiële gewin voor ogen heeft gehad. Bovendien schuwde verdachte niet jonge kinderen die werden gesmokkeld te (laten) drogeren, om de reis goed te laten verlopen en de pakkans te verkleinen. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Persoon van verdachte
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd [datum] , waaruit blijkt dat verdachte een blanco strafblad heeft; en
- een brief van [de zorgbegeleider] , gedateerd [datum] , opgesteld door [naam] , maatschappelijk werker.
De op te leggen straf
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde komt enkel een gevangenisstraf van aanzienlijke duur als strafmodaliteit in aanmerking en kan niet worden volstaan met een onvoorwaardelijk strafdeel waarvan de duur gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, zoals de verdediging heeft bepleit.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

7.Het beslag

De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen (een horloge, ring en halsketting) niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, nu van het wettelijk vereiste causale verband tussen deze voorwerpen en het bewezenverklaarde onvoldoende is gebleken. Derhalve dienen de inbeslaggenomen voorwerpen te worden teruggegeven aan verdachte.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
1. STK Horloge (Omschrijving: zilver, merk: Quartz)
1. STK Ring (Omschrijving: goud)
1. STK Halsketting met broche
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Boots, voorzitter,
mr. M.E. Allegro en mr. F.W. van Dongen, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Witte,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 8 juni 2020.