ECLI:NL:RBNHO:2020:4156

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
6994759 CV / EXPL 18-4912
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door luchtvaartmaatschappij en beroep op buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben een groep passagiers een vordering ingesteld tegen Corendon Dutch Airlines B.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Fuerteventura naar Amsterdam op 20 maart 2016. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 4.000,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Corendon betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk stakingen van de Franse luchtverkeersleiding en besluiten van de luchtverkeersleiding van Fuerteventura. De luchtvaartmaatschappij stelde dat zij niet verantwoordelijk was voor de vertraging omdat zij alle redelijke maatregelen had genomen om deze te voorkomen.

De kantonrechter oordeelde dat Corendon niet voldoende bewijs had geleverd voor haar verweer. Het overgelegde 'strikebericht' bood geen duidelijkheid over de oorsprong of de geldigheid van de restricties die de vlucht zouden hebben beïnvloed. De rechter concludeerde dat Corendon niet had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de passagiers recht hadden op compensatie volgens de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vordering van de passagiers werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente en een deel van de buitengerechtelijke incassokosten. Corendon werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6994759 CV / EXPL 18-4912
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]

wonende te [woonplaats]

3. [passagier sub 3]

4. [passagier sub 4]

beiden wonende te [woonplaats]

5. [passagier sub 5]

6. [passagier sub 6]

beiden wonende te [woonplaats]

7. [passagier sub 7]

8. [passagier sub 8]

beiden wonende te [woonplaats]

9. [passagier sub 9]

wonende te [woonplaats]

10. [passagier sub 10]

wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. I.G.B. Maertzdorff, mr. M.J.R. Hannink en M.A.P. Duinkerke LL.B. (EU Claim)
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Corendon Dutch Airlines B.V.
gevestigd te Lijnden, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen: Corendon
gemachtigde: mr. M.E. Futselaar

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 maart 2018 een vordering tegen Corendon ingesteld. Corendon heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Corendon een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben vervolgens nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Corendon een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Corendon de passagiers diende te vervoeren van Fuerteventura, Spanje naar Amsterdam-Schiphol Airport op 20 maart 2016 met vluchtnummer: CND716, hierna: de vlucht.
2.2.
De passagiers zijn met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Corendon gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Corendon heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Corendon, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 4.000,00 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 maart 2016, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 726,00 dan wel € 635,35 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 11 april 2016 dan wel vanaf de datum der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na datum van het vonnis.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Corendon vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Corendon betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat de vertraging veroorzaakt is door stakingen van de Franse luchtverkeersleiding, alsmede besluiten van de luchtverkeersleiding van Fuerteventura. Het toestel dat de vlucht zou uitvoeren stond tijdig gereed voor vertrek, maar mocht niet vertrekken in verband met de stakingen en kreeg telkens een nieuwe slottijd opgelegd. Doordat het toestel steeds een nieuwe slottijd kreeg toegewezen was het uiteindelijk niet meer mogelijk om de vlucht naar Amsterdam uit te voeren, in verband met de verplichte rusttijd van het personeel op de vlucht. Voorts heeft Corendon ertoe besloten om het vluchtschema aan te passen en via Faro, Portugal te vliegen, alwaar de crew en de passagiers overnacht hebben in een hotel. Corendon heeft de passagiers de volgende dag naar Amsterdam vervoerd.
4.2.
Corendon voert aan dat zij geen daadwerkelijke invloed kon uitoefenen op de staking en de besluiten van de luchtverkeersleiding zodat deze omstandigheden als buitengewoon kunnen worden aangemerkt. Van Corendon kan niet verlangd worden dat zij op elke luchthaven een extra crew beschikbaar heeft. Zij heeft alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging zo veel mogelijk te beperken en heeft de passagiers zo snel mogelijk naar hun eindbestemming vervoerd.
4.3.
Tevens betwist Corendon wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten verschuldigd te zijn aan de passagiers.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kern van het geschil is of Corendon de compensatie als bedoeld in de Verordening verschuldigd is in verband met de vertraging van de vlucht. Corendon is niet verplicht compensatie aan de passagiers te betalen, als zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen.
5.3.
In punt 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt en in geval van stakingen, die gevolgen hebben voor de vluchtuitvoering van de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert.
5.4.
Corendon heeft ter onderbouwing van haar verweer een “strikebericht” overgelegd waaruit zou volgen dat op 20 maart 2016 om 05:00 uur lokale tijd restricties golden voor vliegen boven het Franse luchtruim. In het “strikebericht” staat vermeld: “LANDING AND TAKE OFF FROM LFBP AND LFBT WILL BE FORBIDDEN EXCEPT HOSPITAL AND STATE FLIGHTS”. Uit het “strikebericht” kan niet worden afgeleid van wie het bericht afkomstig is of van wanneer tot wanneer die restrictie golden. Daarnaast wordt specifiek gesproken over landen en opstijgen vanaf “LFBP” (Pau) en “LFBT” (Lourdes), terwijl de vlucht in kwestie van Fuerteventura naar Amsterdam zou vliegen, zodat niet duidelijk is gemaakt in welke zin de onderhavige vlucht door deze restrictie gehinderd zou worden. Tevens voert Corendon aan dat het toestel dat de vlucht zou uitvoeren telkens een nieuwe slottijd kreeg toegewezen door de luchtverkeersleiding van Fuerteventura. Hiertoe heeft Corendon een “Log of Activities” afkomstig uit haar eigen systeem overgelegd. Corendon heeft haar stelling, dat de onderhavige vlucht een restrictie is opgelegd, echter niet met een bericht of concreet rapport afkomstig van de luchtverkeersleiding van Fuerteventura onderbouwd en heeft niet met stukken onderbouwd dat en vooral waarom zij steeds een nieuwe slottijd toegewezen zou hebben gekregen. De kantonrechter is het met de passagiers eens dat het op de weg van Corendon had gelegen om het bestaan van dergelijke besluiten van de luchtverkeersleiding te onderbouwen, bijvoorbeeld met een zogenaamd besluit afkomstig van de NMOC (Network Manager Operations Center). Corendon heeft haar stellingen onvoldoende onderbouwd zodat niet is komen vast te staan dat de ontstane vertraging van de onderhavige vlucht het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
5.5.
Nu aan Corendon geen beroep op buitengewone omstandigheden toekomt, komt de kantonrechter niet toe aan beantwoording van de vraag of Corendon alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de vlucht te voorkomen. De vordering van de passagiers zal, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is, als onvoldoende gemotiveerd weersproken, eveneens toewijsbaar en zal worden toegewezen vanaf 20 maart 2016.
5.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Corendon heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Corendon, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.
5.8.
De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Corendon tot betaling aan de passagiers van € 4.635,35 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.000,00 vanaf 20 maart 2016, en over € 635,35 vanaf 19 maart 2018, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Corendon tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 98,01;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 480,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
veroordeelt Corendon tot betaling van € 120,00 aan nakosten voor zover de passagiers daadwerkelijk nakosten zullen maken, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter