ECLI:NL:RBNHO:2020:4111

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
C/15/301564 / HA ZA 20-217
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een provisionele vordering tot toegang via de slagboom van een vakantiepark

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, is op 3 juni 2020 een beslissing genomen in een civiele procedure tussen COÖPERATIEF BUNGALOWPARK HET GROOTSLAG en een gedaagde. De zaak betreft een provisionele vordering op basis van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door de gedaagde, die toegang tot het vakantiepark eist via de slagboom. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde, die als ondererfpachter van een perceel grond binnen het vakantiedorp woont, hinder ondervindt van de weigering van toegang door Het Grootslag. De rechtbank oordeelt dat de vordering van de gedaagde voldoende processueel belang heeft en dat de gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering. De rechtbank heeft de vordering toegewezen en Het Grootslag bevolen om de gedaagde toegang te verlenen, op straffe van een dwangsom. Tevens is Het Grootslag veroordeeld in de proceskosten van het incident. De hoofdzaak zal verder worden behandeld in een mondelinge zitting, waarbij partijen de gelegenheid krijgen hun standpunten nader toe te lichten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/301564 / HA ZA 20-217
Vonnis in incident van 3 juni 2020
in de zaak van
de coöperatie
COÖPERATIEF BUNGALOWPARK HET GROOTSLAG,
gevestigd te Andijk,
eiseres in conventie in de hoofdzaak,
verweerster in reconventie in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.J. Bakhuijsen te Amsterdam,
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat mr. J. Jong te Zaandam.
Partijen zullen hierna Het Grootslag en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 december 2019;
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, tevens houdende de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring, tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv);
- de incidentele conclusie van antwoord;
- het vonnis van 11 maart 2020 van de kantonrechter van deze rechtbank, waarbij de kantonrechter zich onbevoegd heeft verklaard en de zaak heeft verwezen naar de sectie Handel en Insolventie van deze rechtbank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident ex artikel 223 Rv.

2.De feiten in het incident

2.1.
Het Grootslag is erfpachter van de grond waarop Vakantiedorp Het Grootslag te Andijk (hierna: het vakantiedorp) is gelegen. Zij is belast met onderhoud, beheer en exploitatie van het vakantiedorp.
2.2.
[gedaagde] is ondererfpachter van een perceel grond dat in het vakantiedorp ligt, plaatselijk bekend [adres] . Op dit perceel staat een recreatiebungalow.
2.3.
Bij levering aan [gedaagde] op 4 januari 2000 van het recht van ondererfpacht van het hiervoor bedoelde perceel grond met de daarop staande recreatiewoning is hij als lid toegetreden tot de coöperatie Het Grootslag.
2.4.
Bij brief van 22 november 2014 heeft [gedaagde] zijn lidmaatschap van de coöperatie opgezegd tegen 31 december 2014.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

in conventie

3.1.
Het Grootslag vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht zal verklaren dat [gedaagde] verplicht is om de jaarlijkse door het bestuur van Het Grootslag vastgestelde bijdrage in de exploitatiekosten aan Het Grootslag te voldoen zolang [gedaagde] de hoedanigheid van ondererfpachter bezit;
voor recht zal verklaren dat [gedaagde] in verzuim is met de nakoming van die verplichting;
de tussen partijen bestaande overeenkomst van ondererfpacht zal ontbinden;
[gedaagde] zal veroordelen de opstallen op het perceel [adres] te verwijderen binnen 30 dagen na de datum van het te wijzen vonnis, bij gebreke waarvan Het Grootslag gemachtigd is dit op kosten van [gedaagde] te doen of te laten doen;
[gedaagde] zal veroordelen om:
i. binnen 14 dagen na de datum van het te wijzen vonnis aan Het Grootslag te betalen een bedrag van € 10.531,28 te vermeerderen met:
ii. de exploitatiekosten voor zover die nog niet begrepen zijn in het onder i) genoemde bedrag;
iii. met de contractuele boete van 1% per dag gerekend vanaf de eerste dag dat de door [gedaagde] verschuldigde bijdrage in de exploitatiekosten verschuldigd was tot betaling daarvan heeft plaatsgevonden;
iv. een en ander tot een maximum van € 25.000,-;
v. te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW;
vi. een bedrag van € 885,04 voor buitengerechtelijke kosten;
6. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten, beide vermeerderd met de wettelijke rente.
in reconventie
3.2.
[gedaagde] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht zal verklaren dat Het Grootslag toerekenbaar tekort is geschoten jegens [gedaagde] door met hem geen overeenkomsten te sluiten voor het gebruik van gemeenschappelijke voorzieningen en hem alsmede zijn huurders toegang te weigeren tot centrumvoorzieningen;
II. Het Grootslag zal veroordelen om aan [gedaagde] te betalen een bedrag groot € 975,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 januari 2016 tot aan de voldoening;
III. Het Grootslag zal veroordelen om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 474,- (ter zake van onverschuldigd betaalde kosten voor toegang via de slagboom) vermeerderd met rente vanaf datum vonnis tot aan de voldoening;
IV. Het Grootslag zal gebieden om [gedaagde] toegang tot en uitgang van het park te verlenen via de slagboom op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat hij in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-;
V. zal bepalen dat [gedaagde] is bevrijd van zijn verbintenis tot het betalen van de openstaande facturen ter zake de jaarlijks door het bestuur van Het Grootslag vastgestelde bijdrage in de exploitatiekosten, zoals door Het Grootslag in conventie gevorderd;
VI. Het Grootslag zal veroordelen in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente, en in de nakosten.

4.De vordering in het incident

4.1.
[gedaagde] vordert bij wijze van voorlopige voorziening op de voet van artikel 223 Rv dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Het Grootslag zal gebieden om [gedaagde] toegang tot en uitgang van het vakantiepark te verlenen via de slagboom, op straffe van een dwangsom van € 250,- per dag of dagdeel dat zij in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-, met veroordeling van Het Grootslag in de proceskosten.
4.2.
[gedaagde] legt aan zijn vordering ten grondslag dat Het Grootslag [gedaagde] als oud-lid van Het Grootslag sinds het ontstaan van onderhavig geschil op grond van de gestelde betalingsachterstand niet altijd toegang meer verleent via de centrale slagboom op het vakantiepark. [gedaagde] stelt dat hij recht op en belang heeft bij een goede doorgang via de slagboom. Het Grootslag belemmert dit, althans het is [gedaagde] onduidelijk wanneer hij wel en niet de toegang heeft. [gedaagde] woont in de bungalow op het vakantiepark. Hij ondervindt veel hinder omdat hij, als hij geen toegang krijgt met zijn auto via de slagboom, kilometers om moet lopen om naar zijn bungalow te komen, soms met boodschappen en andere spullen. De gevorderde dwangsom strookt met het geringe bezwaar voor Het Grootslag om [gedaagde] de onbelemmerde toegang te verlenen tegenover het grote belang van [gedaagde] om niet kilometers om te hoeven lopen, met veel overlast, tijdverlies en frustraties tot gevolg.
4.3.
Het Grootslag heeft geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering.

5.De beoordeling in het incident

5.1.
Op grond van artikel 223 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechtbank een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, mits deze samenhangt met de hoofdvordering en zich leent om als voorlopige voorziening gegeven te worden. Het algemene vereiste voor toewijsbaarheid van een vordering, dat de eisende partij bij haar vordering belang heeft, gevoegd bij de beperkte werkingsduur van een provisionele voorziening op grond van artikel 223 Rv, leidt ertoe dat het belang bij de gevraagde voorziening dringend moet zijn in die zin dat van [gedaagde] niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de procedure in de hoofdzaak afwacht.
5.2.
De rechtbank overweegt dat de door [gedaagde] gevraagde voorlopige voorziening samenhangt met de hoofdvordering (in reconventie) en zich leent om voor de duur van de aanhangige bodemprocedure te worden gegeven. Hetgeen door [gedaagde] is gesteld – en door Het Grootslag niet is weersproken – levert naar het oordeel van de rechtbank voorts voldoende processueel belang op bij de incidentele vordering. Daarbij betrekt de rechtbank dat het geschil in de hoofdzaak in de kern gaat om de vraag of [gedaagde] als ondererfpachter, maar niet langer lid van de coöperatie, gehouden is tot betaling van de jaarlijkse bijdrage in de (volledige) exploitatiekosten van het vakantiedorp. Dat geschil tussen partijen doet niet af aan het bestaande eigendomsrecht van [gedaagde] op zijn vakantiewoning die is gelegen in het vakantiedorp, en daarmee zijn recht op onbelemmerde toegang tot die vakantiewoning.
5.3.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering zal worden toegewezen.
5.4.
De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen, met dien verstande dat deze zal worden gematigd en gemaximeerd zoals hierna in de beslissing is vermeld.
5.5.
Gelet op de uitkomst zal Het Grootslag in de proceskosten van het incident worden veroordeeld.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
De rechtbank zal een mondelinge behandeling bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen, partijen gelegenheid te geven hun stellingen nader te onderbouwen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
6.2.
Het Grootslag heeft de gelegenheid de conclusie van antwoord in reconventie ter mondelinge behandeling te nemen. Het Grootslag moet een schriftelijke conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de mondelinge behandeling toezenden. Na de mondelinge behandeling kan deze conclusie niet meer genomen worden.
6.3.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter mondelinge behandeling de gevolgtrekkingen - ook in het nadeel van die partij - kan maken die zij geraden zal achten.
6.4.
In beginsel wordt ter mondelinge behandeling aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
6.5.
Op de mondelinge behandeling zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.

7.De beslissing

De rechtbank
in het incident
7.1.
gebiedt Het Grootslag voor de duur van het geding om [gedaagde] toegang tot en uitgang van het vakantiepark te verlenen via de slagboom, op straffe van een dwangsom van € 100,00 voor iedere dag dat zij hier niet aan voldoet, met een maximum van € 40.000,00;
7.2.
veroordeelt Het Grootslag in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 543,00,
7.3.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
in de hoofdzaak
7.4.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen het nader onderbouwen van hun stellingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. J. van der Kluit in het gerechtsgebouw te
Zaandamaan
Rembrandtstaat 23op
vrijdag 26 juni 2020van
9:30tot
13:00uur,
7.5.
bepaalt dat [gedaagde] dan in persoon aanwezig moet zijn en dat Bungalowpark Het Grootslag dan vertegenwoordigd moet zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
7.6.
bepaalt dat de partij die op genoemd tijdstip niet kan verschijnen,
binnen twee wekenna de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de rechtbank ter attentie van de roladministratie van de afdeling privaatrecht - om een nadere dag- en uurbepaling dient te vragen onder opgave van de verhinderdata van alle partijen in de drie maanden volgend op het uitstelverzoek.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2020. [1]

Voetnoten

1.type: CHL