ECLI:NL:RBNHO:2020:4104
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en verzuim in bestuursrechtelijke procedure
Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had op 25 oktober 2019 een bezwaarschrift ingediend tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 10 juli 2019. Verweerder heeft deze brief als beroepschrift aangemerkt en op 4 februari 2020 ter verdere behandeling aan de Rechtbank Amsterdam doorgezonden. De Rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 19 februari 2020 ter verdere behandeling aan de Rechtbank Noord-Holland doorgezonden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiseres was verplicht griffierecht te betalen, maar heeft dit niet tijdig gedaan. De griffier heeft eiseres meerdere keren in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar eiseres heeft niet gereageerd. Ook heeft eiseres niet binnen de gestelde termijn een afschrift van het besluit waar het geschil betrekking op heeft overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat eiseres in verzuim is geweest en geen verontschuldiging heeft gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht of het niet overleggen van het benodigde document. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan.