Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, die een beroep had ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van het Centraal Administratie Kantoor, afdeling bezwaar en beroep. Eiser had op 16 juli 2019 een tweede bezwaarschrift ingediend tegen het bestreden besluit van 2 januari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een beroepschrift op 13 februari 2019 eindigde. Eiser heeft pas op 16 juli 2019 beroep ingesteld, wat buiten de termijn viel.
De rechtbank heeft eiser in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening, maar eiser heeft niet tijdig gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens geconcludeerd dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding was en heeft het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing is genomen zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de uitspraak gedaan in aanwezigheid van de griffier, M. van der Elst. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.