Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het Centraal Administratie Kantoor, afdeling bezwaar en beroep. Eiseres had op 16 juli 2019 een tweede bezwaarschrift ingediend tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 27 februari 2019. Verweerder heeft deze brief als beroepschrift aangemerkt en ter verdere behandeling aan de rechtbank doorgezonden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat er een termijn van zes weken geldt voor het indienen van een beroepschrift, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 10 april 2019, maar eiseres heeft het beroep pas op 16 juli 2019 ingesteld, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Eiseres is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening, maar heeft niet binnen de gestelde termijnen gereageerd.
De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is aangetoond en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.