ECLI:NL:RBNHO:2020:4100

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 juni 2020
Publicatiedatum
4 juni 2020
Zaaknummer
HAA 20/643
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen beslissing op bezwaar van het Centraal Administratie Kantoor

Op 4 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het Centraal Administratie Kantoor, afdeling bezwaar en beroep. Eiseres had op 16 juli 2019 een tweede bezwaarschrift ingediend tegen een beslissing op bezwaar van verweerder van 27 februari 2019. Verweerder heeft deze brief als beroepschrift aangemerkt en ter verdere behandeling aan de rechtbank doorgezonden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat er een termijn van zes weken geldt voor het indienen van een beroepschrift, die begint op de dag na de bekendmaking van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 10 april 2019, maar eiseres heeft het beroep pas op 16 juli 2019 ingesteld, wat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Eiseres is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om schriftelijk te reageren op de te late indiening, maar heeft niet binnen de gestelde termijnen gereageerd.

De rechtbank concludeert dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding is aangetoond en verklaart het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier, en is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/643

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 juni 2020 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

Centraal administratie Kantoor, afdeling bezwaar en beroep, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 16 juli 2019 tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 27 februari 2019 (het bestreden besluit) een tweede bezwaarschrift ingediend.
Verweerder heeft deze brief aangemerkt als beroepschrift en bij brief van 19 september 2019
op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter verdere behandeling
aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is.
Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. De dagtekening van het bestreden besluit is 27 februari 2019. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 10 april 2019.
4. Eiseres heeft het beroep op 16 juli 2019 ingesteld. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
5. De rechtbank heeft eiseres bij brief van 2 oktober 2019 in de gelegenheid gesteld om binnen 2 weken na dagtekening van die brief schriftelijk te laten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend. Eiseres heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de rechtbank eiseres bij brief van 17 december 2019 nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen 1 week na dagtekening van die brief schriftelijk te laten weten waarom het beroep na afloop van de beroepstermijn is ingediend.
6. Eiseres heeft bij brief van 1 maart 2020, ter griffie binnengekomen op 3 maart 2020, gereageerd. Dat is niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn.
7. Eiseres heeft niet verzocht om uitstel van de gestelde termijn en heeft pas na afloop van de termijn gereageerd. Er is dus niet gebleken van een verschoonbare termijnoverschrijding.
8. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 4 juni 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.