Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker
de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, verweerder
de Deken van de Amsterdamse orde van advocaten, te Amsterdam.
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 28 mei 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van een advocaat-stagiaire. De advocaat-stagiaire had administratief beroep ingesteld tegen een besluit van de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten, waarin goedkeuring werd verleend om zijn stage door opzegging te beëindigen. De advocaat-stagiaire was sinds 17 augustus 2016 beëdigd en had zijn stage in Amsterdam uitgeoefend. Op 30 januari 2020 werd hem meegedeeld dat de goedkeuring was verleend om de stage te beëindigen, wat leidde tot het administratief beroep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet kon worden toegewezen, omdat de aan de advocaat-stagiaire verleende goedkeuring om de stage te beëindigen niet onredelijk was. De voorzieningenrechter benadrukte dat de relatie tussen de advocaat-stagiaire en zijn patroon onherstelbaar verstoord was en dat er geen realistische mogelijkheid was om de stage voort te zetten. De advocaat-stagiaire had ook andere gebeurtenissen aangevoerd die volgens hem onrechtmatig waren, maar deze konden niet in de beoordeling worden betrokken, omdat ze buiten de omvang van het bodemgeding lagen.
De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af en stelde vast dat het bestreden besluit in beroep in stand zal blijven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. Deze uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, maar niet op een openbare zitting vanwege de coronamaatregelen. De uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.