ECLI:NL:RBNHO:2020:401

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
22 januari 2020
Zaaknummer
8081634 BM VERZ 19-2436 JM
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van bewind en klacht tegen bewindvoerder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot opheffing van het bewind dat op 11 februari 2014 was ingesteld over de goederen van verzoeker, die zich beklaagt over de integriteit en betrouwbaarheid van zijn bewindvoerder, Bewindvoering Zaanstad. Verzoeker stelt dat zijn computer op verzoek van een voormalig werknemer van de bewindvoerder onklaar is gemaakt en dat er valsheid in geschrifte is gepleegd. Hij heeft ook een contactverbod opgelegd gekregen, wat zijn vertrouwen in de bewindvoerder heeft geschaad.

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek, het verweer van de bewindvoerder en de reactie van verzoeker daarop. Tijdens de mondelinge behandeling op 16 december 2019 is gebleken dat verzoeker inmiddels een andere bewindvoerder heeft toegewezen gekregen en dat het contactverbod niet langer van kracht is. Verzoeker stelt dat hij in staat is zijn eigen belangen te behartigen, nu hij geen schulden meer heeft, maar de bewindvoerder betwist dit en verwijst naar rapportages van wijkverpleegkundigen die wijzen op aanhoudende problemen met drankmisbruik en onaangepast gedrag.

De kantonrechter oordeelt dat verzoeker niet heeft aangetoond dat de noodzaak voor het bewind niet meer bestaat. De rechter wijst het verzoek tot opheffing van het bewind af, maar stelt verzoeker in de gelegenheid om binnen zes weken een ander bewindvoerderskantoor voor te stellen. De beslissing is genomen door mr. E. Kanninga-Jonker en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Verzoeker kan tegen deze beschikking hoger beroep instellen bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknummer: 8081634 BM VERZ 19-2436 JM
Uitspraakdatum: 16 januari 2020

Beschikking van de kantonrechter

op verzoek van:
[verzoeker] ,
geboren te Eindhoven op [geboortedatum] ,
wonende te [adres] ,
hierna ook te noemen: verzoeker,
van wie de bewindvoerder is:
[naam bewindvoerder] , h.o.d.n. Bewindvoering Zaanstad e.o.,
gevestigd te Wormerveer,
hierna ook te noemen: Bewindvoering Zaanstad.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
  • het verzoek met bijlagen, ter griffie ingekomen op 2 oktober 2019;
  • het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 17 oktober 2019;
  • de reactie van verzoeker op het verweer van de bewindvoerder, ter griffie ingekomen op 29 oktober 2019.
Op 16 december 2019 heeft er een mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden.

beoordeling

Op 11 februari 2014 is er een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan verzoeker wegens zijn geestelijke of lichamelijke toestand, alsmede wegens het hebben van problematische schulden.
Het verzoek strekt tot opheffing van het bij beschikking van 11 februari 2014 ingestelde bewind over de goederen die aan verzoeker (zullen) toebehoren. Verzoeker beklaagt zich over de integriteit en betrouwbaarheid van een voormalig werknemer van Bewindvoering Zaanstad. Verzoeker stelt dat zijn computer op verzoek van de desbetreffende werknemer onklaar is gemaakt en dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Het formulier voor de vijfjaarlijkse evaluatie heeft verzoeker niet gezien en ondertekend.
De voormalig werknemer heeft gezegd dat het reisbureau het geld van de door verzoeker geannuleerde reis naar Gambia niet terug zou storten, terwijl het reisbureau het geld wel heeft teruggestort. De reis was geboekt voor de ex-partner en het zoontje van verzoeker. Bewindvoering Zaanstad is zonder opgave van reden gestopt met betalingen die betrekking hadden op de ex-partner van verzoeker. Verder is er een contactverbod tussen verzoeker en Bewindvoering Zaanstad opgelegd, aldus verzoeker.
Bewindvoering Zaanstad maakt bezwaar tegen het verzoek en reageert in haar brief, ter griffie ingekomen op 17 oktober 2019 op de klachten van verzoeker. Bewindvoering Zaanstad vindt de klachten van verzoeker ongegrond en nergens op gebaseerd. Verzoeker was slechts geïnformeerd dat mogelijk het geld van de vakantie niet terug zou worden gestort, vanwege het ontbreken van een annuleringsverzekering. Het geld is wel teruggestort en staat nog steeds op de rekening van verzoeker. Bewindvoering Zaanstad is op verzoek van verzoeker gestopt met betalingen die in verband staan met zijn ex-partner.
Het formulier voor de vijfjaarlijkse evaluatie is door Bewindvoering Zaanstad tijdig naar verzoeker gestuurd met het verzoek deze door te nemen, aan te vullen en getekend terug te sturen. Bewindvoering Zaanstad heeft deze niet van verzoeker terug mogen ontvangen. De vijfjaarlijkse evaluatie is daarop zonder handtekening van verzoeker naar de rechtbank gestuurd. Tot slot geeft Bewindvoering Zaanstad aan dat niet de rechtbank een contactverbod heeft opgelegd, zoals verzoeker stelt, maar dat zij dat heeft gedaan.
Bewindvoering Zaanstad is van mening dat verzoeker ageert op basis van een onjuiste opvatting van zaken en dat dit de indruk geeft dat bewindvoering nog steeds noodzakelijk is.
Verzoeker heeft op 29 oktober 2019 gereageerd op de brief van Bewindvoering Zaanstad en kan zich niet vinden in het verweer van zijn bewindvoerder. Verzoeker blijft bij zijn standpunt en verzoekt de kantonrechter om het bewind op te heffen.
Ter zitting van 16 december 2019 zijn de standpunten van partijen besproken. Gebleken is dat verzoeker binnen Bewindvoering Zaanstad een andere bewindvoerder heeft toegewezen gekregen en dat het contactverbod niet langer in stand hoeft te blijven. Verzoeker stelt dat hij zelf in staat is zijn belangen te behartigen, nu hij geen schulden meer heeft. Bewindvoering Zaanstad betwist echter dat verzoeker in staat is zijn eigen belangen te behartigen en verwijst hierbij naar het verslag dat zij ter zitting overlegt van de wijkverpleegkundigen verbonden aan de (AWBZ)zorginstelling waar verzoeker woonachtig is. Hieruit blijkt dat verzoeker nog steeds bekend is met drankmisbruik en dat hij nog steeds onaangepast gedrag vertoond. Verzoeker blijft bij zijn verzoek tot opheffing van zijn bewind.
Op grond van artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien daartoe de noodzaak niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen.
Voor zover verzoeker het standpunt inneemt dat hij zijn (geestelijke) toestand weer op orde heeft, heeft hij dit op geen enkele wijze onderbouwd. In het dossier bevindt zich een bericht van de specialist ouderengeneeskunde van de Geheugenpoli Zaanstreek aan de huisarts, overgelegd ten tijde van de instelling van het bewind. Hierin wordt de conclusie getrokken dat er forse cognitieve afwijkingen bij verzoeker zijn en dat dementie niet wordt uitgesloten. Dat dit niet langer actueel is, is gesteld noch gebleken. Uit het door de bewindvoerder overgelegde verslag van de wijkverpleegkundigen met daarin aantekeningen over de periode gelegen tussen 8 januari 2019 en 23 oktober 2019 blijkt dat verzoeker zorgmijdend is en ook wel eens vervuild is aangetroffen. Ook is er in de ochtend ingeschonken sterke drank op tafel waargenomen. Gelet op deze stukken, waar verzoeker geen stukken tegenin heeft gebracht, is de kantonrechter niet overtuigd dat de noodzaak van het bewind niet meer bestaat. De kantonrechter zal het verzoek tot opheffing van het bewind dan ook afwijzen.
Ter zitting en uit de overgelegde stukken is gebleken dat verzoeker geen vertrouwen meer heeft in Bewindvoering Zaanstad. Verzoeker neemt kort gezegd de stelling in dat Bewindvoering Zaanstad niet integer heeft gehandeld en fouten heeft gemaakt. Anders dan verzoeker is de kantonrechter van oordeel dat niet is gebleken dat Bewindvoering Zaanstad haar taak niet naar behoren heeft uitgevoerd. Door Bewindvoering Zaanstad is voldoende uitgelegd waarom de vijfjaarsevaluatie is ingestuurd zonder akkoord van verzoeker. Dat Bewindvoering Zaanstad de computer van verzoeker onklaar heeft gemaakt, is betwist, en door verzoeker niet verder onderbouwd (met stukken). Het enkele feit dat het voor verzoeker te lang heeft geduurd voordat het geld van de vakantie naar Gambia is teruggestort op de rekening van verzoeker, is voor de kantonrechter geen gegronde reden om Bewindvoering Zaanstad te ontslaan als bewindvoerder.
Bewindvoering Zaanstad heeft een contactverbod opgelegd aan verzoeker. Hoewel dit contactverbod inmiddels is opgeheven, acht de kantonrechter voldoende aannemelijk dat het opleggen van dit contactverbod het vertrouwen van verzoeker in de bewindvoerder dusdanig heeft geschaad, dat dit thans een goede samenwerking in de weg staat. Dat verzoeker inmiddels binnen het kantoor van bewindvoerder is gewisseld, doet hieraan niet af.
Gelet op het voorgaande zal verzoeker in de gelegenheid worden gesteld, middels een bereidverklaring, een ander bewindvoerderskantoor voor te stellen.

beslissing

De kantonrechter stelt verzoeker in de gelegenheid uiterlijk binnen zes weken na heden een ander bewindvoerderskantoor voor te stellen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Kanninga-Jonker, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak (dit dient te geschieden door een advocaat).