ECLI:NL:RBNHO:2020:3958
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde vaststelling van een woning
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 2 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een eigenaar van een woning, en de heffingsambtenaar van de gemeente Purmerend. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning voor het jaar 2019, die door verweerder op € 262.000 is vastgesteld. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de woning niet meer dan € 230.000 waard is. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 19 mei 2020, waar zowel eiser als verweerder vertegenwoordigd waren.
De rechtbank heeft overwogen dat verweerder de WOZ-waarde aannemelijk heeft gemaakt door gebruik te maken van vergelijkingsobjecten die recentelijk zijn verkocht. Eiser heeft argumenten aangedragen over de waarde van de woning en de vergelijkingsobjecten, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen. De rechtbank concludeert dat de aan eiser toegekende waarde niet in een onjuiste verhouding staat tot de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten en dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
De uitspraak is gedaan door mr. F. Kleefmann, in aanwezigheid van mr. M.R. Marinus als griffier. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Amsterdam.