ECLI:NL:RBNHO:2020:3955

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
27 mei 2020
Publicatiedatum
28 mei 2020
Zaaknummer
7872185 CV EXPL 19-9446
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor geannuleerde vlucht en toepassing vervaltermijn

In deze zaak hebben twee passagiers een verzoek ingediend tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft A.G. wegens compensatie voor een geannuleerde vlucht. De passagiers hadden een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Frankfurt op 23 november 2016, die geannuleerd werd. De passagiers vroegen compensatie van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Lufthansa betwistte de verschuldigdheid van de compensatie en voerde aan dat de passagiers niet-ontvankelijk verklaard moesten worden op basis van de vervaltermijn van twee jaar volgens artikel 8:1835 BW.

De kantonrechter oordeelde dat de passagiers tijdig hun verzoek om compensatie hadden ingediend, ondanks de vervaltermijn, omdat de oorspronkelijke toewijzing van compensatie nog niet was heroverwogen op het moment dat Lufthansa om heroverweging vroeg. De rechter stelde vast dat Lufthansa niet had aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de passagiers recht hadden op compensatie. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 600,00 per passagier toe, evenals de wettelijke rente, maar wees de vordering tot buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, aangezien Lufthansa ongelijk kreeg.

De beschikking werd uitgesproken door kantonrechter L.M. de Vries en is definitief, er staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7872185 \ CV FORM 19-9446
Uitspraakdatum: 27 mei 2020
Beschikking in de zaak van:
[passagier 1]
[passagier 2]
beiden wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: de passagiers
gemachtigde: ARAG Legal Services B.V. (Flight Claim)
tegen
de buitenlandse rechtspersoon
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft A.G.
statutair gevestigd te Keulen, Duitsland
verwerende partij
verder te noemen: Lufthansa
gemachtigde: mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

Dit verloop blijkt uit:
  • het vorderingsformulier (formulier A), ingekomen ter griffie op 26 juni 2019;
  • het antwoordformulier (formulier C), ingekomen ter griffie op 25 juli 2019;
  • een conclusie van repliek, ingekomen ter griffie op 19 december 2019;
  • een conclusie van dupliek, ingekomen ter griffie op 3 februari 2020.
  • .

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de passagiers op 23 november 2016 vervoerd diende te worden van Amsterdam-Schiphol naar Frankfurt, Duitsland, met vluchtnummer: UA9195/LH998 (uitgevoerd door Lufthansa) en van Frankfurt naar Detroit, Verenigde Staten van Amerika, met vluchtnummer: UA9196.
2.2.
Volgens de overeenkomst zou vlucht LH998 op 23 november 2016 om 8.50 uur lokale tijd vertrekken vanaf Amsterdam-Schiphol en om 9.55 uur lokale tijd arriveren in Frankfurt. Vlucht UA9196 zou om 10.55 uur lokale tijd vertrekken uit Frankfurt en om 14.30 uur lokale tijd arriveren in Detroit.
2.3.
Vlucht LH998 is geannuleerd. De passagiers hebben compensatie van Lufthansa verzocht in verband met voornoemde annulering.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De passagiers hebben ter zake hun vermeende vorderingsrecht eerder een procedure bij de rechtbank Noord-Holland aanhangig gemaakt onder zaaknummer 6221699 CV EXPL 17-7104. De kantonrechter heeft op 29 november 2017 een (verstek)beschikking gewezen.
2.6.
Lufthansa heeft bij verzoekschrift op 14 december 2017 om heroverweging verzocht. De kantonrechter heeft de beschikking van 29 november 2017 bij beschikking van 13 maart 2019 nietig verklaard.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De passagiers verzoeken Lufthansa te veroordelen tot betaling van:
- € 1.200,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 november 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 180,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 november 2016;
- de proceskosten.
3.2.
De passagiers baseren het verzoek op de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof).
3.3.
De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de annulering van de vlucht gehouden is compensatie te betalen conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van
€ 1.200,00. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Lufthansa van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.
3.4.
Lufthansa betwist de verschuldigdheid en de hoogte van het verzochte. Op het verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van het verzoek kennis te nemen.
4.2.
Lufthansa voert aan dat de passagiers niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard op grond van de vervaltermijn van twee jaren zoals genoemd in artikel 8:1835 BW. De vluchten van de passagiers dateren van 26 juni 2016, aldus Lufthansa.
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. Het oorspronkelijke verzoek om compensatie is door de passagiers binnen de vervaltermijn ingediend en toegewezen. Lufthansa heeft vervolgens om heroverweging verzocht. Op dat moment was de vervaltermijn nog niet verlopen. Aangezien het verzoek om compensatie al was toegewezen en die uitspraak nog niet was heroverwogen, had een eventuele nieuwe indiening van een verzoek tot compensatie onmiddellijk geleid tot een niet-ontvankelijkheid. Het kan derhalve niet aan de passagiers worden tegengeworpen dat zij daartoe niet zijn overgegaan. De beslissing op het verzoek tot heroverweging heeft immers 15 maanden op zich laten wachten. De (toenmalige) kantonrechter heeft de oorspronkelijke toewijzende beslissing eerst op 13 maart 2019 - op het moment dat de vervaltermijn reeds was verlopen - vernietigd, hetgeen buiten de macht van de passagiers lag. Onder deze omstandigheden, en rekening houdend met het feit dat niet gebleken is dat Lufthansa in haar verdediging wordt geschaad, is de kantonrechter van oordeel dat het verzoek om compensatie geacht moet worden tijdig te zijn ingediend. Een andere beslissing, namelijk een niet-ontvankelijkverklaring, zou onder de gegeven omstandigheden in strijd zijn met de beginselen van een goede procesorde. Dit verweer faalt derhalve.
4.4.
Vast staat dat vlucht LH998 is geannuleerd. Ingevolge artikel 5 van de Verordening heeft een passagier recht op compensatie wanneer sprake is van annulering van een vlucht, tenzij de luchtvaartmaatschappij kan aantonen dat de annulering het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden en dat deze buitengewone omstandigheden, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden. Lufthansa heeft niet aangevoerd, ook niet bij conclusie van dupliek, dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden. De passagier dient dan ook te worden gecompenseerd door Lufthansa.
4.5.
Lufthansa voert aan dat de passagiers met een vertraging van minder dan 4 uur hun eindbestemming hebben bereikt, zodat op grond van artikel 7 lid 2 sub c van de Verordening de hoogte van de compensatievergoeding € 300,00 per passagier dient te zijn. Als onbetwist gebleven staat vast dat de passagiers, zoals Lufthansa aanvoert, zijn omgeboekt naar de vluchten AC825 en AC7365, alsmede dat de passagiers om 18.05 uur lokale tijd in Detroit zijn aangekomen. De oorspronkelijke aankomsttijd van de passagiers in Detroit was 14.30 uur lokale tijd. Hieruit volgt dat dat de passagiers met een vertraging van 3 uur en 35 minuten op hun eindbestemming zijn aangekomen. Op grond van artikel 7 lid 2 sub c van de Verordening dient het compensatiebedrag dan ook te worden gehalveerd. De vordering tot betaling van een compensatiebedrag van € 300,00 per passagier zal, gelet op de annulering van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken eveneens toewijsbaar.
4.6.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagiers hebben hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (en de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.7.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt.
4.8.
Op verzoek van de passagiers zal een certificaat als bedoeld in artikel 20 lid 2 van de Verordening (EG) nr. 861/2007 tot vaststelling van een Europese procedure voor geringe vorderingen aan deze beschikking worden gehecht.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 november 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op € 231,00 aan griffierecht en € 240,00 aan salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter
Tegen deze beschikking staat geen hoger beroep open