Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres [X], gevestigd te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Breda. Eiseres had op 18 maart 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, omdat er niet tijdig een besluit was genomen op haar bezwaar van 18 december 2019 tegen de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2016. De griffier van de rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift op 20 maart 2020 doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. Verweerder heeft op 24 april 2020 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiseres had verweerder op 13 februari 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder op dat moment nog niet in gebreke was, omdat de termijn voor het beslissen op het bezwaar nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling niet geldig en is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier.