ECLI:NL:RBNHO:2020:3951

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juni 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
Awb - 20_1522
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens prematuur ingediende ingebrekestelling

Op 2 juni 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres [X], gevestigd te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Breda. Eiseres had op 18 maart 2020 beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam, omdat er niet tijdig een besluit was genomen op haar bezwaar van 18 december 2019 tegen de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2016. De griffier van de rechtbank Amsterdam heeft het beroepschrift op 20 maart 2020 doorgezonden naar de Rechtbank Noord-Holland voor verdere behandeling. Verweerder heeft op 24 april 2020 een verweerschrift ingediend.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het onderzoek kan worden gesloten indien het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Eiseres had verweerder op 13 februari 2020 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder op dat moment nog niet in gebreke was, omdat de termijn voor het beslissen op het bezwaar nog niet was verstreken. Hierdoor is de ingebrekestelling niet geldig en is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan binnen zes weken na verzending van de uitspraak door de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/1522

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

(gemachtigde: [A] )
en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Breda, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 18 maart 2020 bij de rechtbank Amsterdam beroep ingesteld wegens het niet tijdig nemen van een besluit op het bezwaar van 18 december 2020, gericht tegen de definitieve aanslag vennootschapsbelasting 2016, aanslagnummer [#] met dagtekening 7 december 2019.
Bij brief van 20 maart 2020 heeft de griffier van rechtbank Amsterdam, op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroepschrift van eiseres van 18 maart 2020 naar de rechtbank doorgezonden ter verdere behandeling van de beroepschriften.
Op 24 april 2020 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

Ingevolge artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank, totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen, het onderzoek sluiten indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat zij kennelijk onbevoegd is dan wel het beroep kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Ingevolge artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb doet de rechtbank, indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 van de Awb is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54 van de Awb, tenzij de rechtbank een onderzoek ter zitting noodzakelijk acht.
Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. Tegen het niet tijdig beslissen staat dan ook beroep bij de rechtbank open.
Ingevolge artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan het beroepschrift worden ingediend zodra:
a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen, en
b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.
5. Op grond artikel 7:10, eerste lid, van de Awb, bedraagt de termijn voor het beslissen op een bezwaarschrift zes weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Gelet op het voorgaande had verweerder uiterlijk twaalf weken na 7 december 2019, derhalve op 2 maart 2020, op het bezwaar moeten beslissen. Eiseres heeft verweerder bij brief van 13 februari 2020 meegedeeld dat hij in gebreke is tijdig te beslissen. Uit het vorenoverwogene volgt dat verweerder op 13 februari 2020 nog niet in gebreke was te beslissen op het bezwaar en de ingebrekestelling dus niet geldig is. Nu er geen sprake is van een geldige ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6:12 van de Awb, is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Het beroep is niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 2 juni 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan verzet worden gedaan bij deze rechtbank.
Het verzet dient gedaan te worden door het indienen van een verzetschrift binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.