Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 mei 2020 in de zaak tussen
[X] , wonende te [Z] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 29 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag belasting personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en een verzuimboete van 10% die aan eiser was opgelegd. Eiser, die op een Nederlands adres staat ingeschreven, werd diverse malen rijdend gesignaleerd in een auto met een Duits kenteken. Na een waarschuwing heeft de inspecteur van de Belastingdienst de naheffingsaanslag van € 3.392,50 en een verzuimboete van € 339 opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat hij geen eigenaar van de auto was en dat het gebruik ervan slechts kortstondig was.
De rechtbank oordeelde dat de naheffingsaanslag en de boete terecht waren opgelegd. De rechtbank stelde vast dat eiser de auto feitelijk ter beschikking had, ondanks zijn betoog dat hij slechts gebruik maakte van de auto in bruikleen. De rechtbank concludeerde dat het gebruik van de auto gedurende een periode van ten minste vier maanden de conclusie rechtvaardigde dat de BPM verschuldigd was. Eiser had geen vrijstelling aangevraagd en kon niet aantonen dat hij aan de voorwaarden voor een vrijstelling voldeed.
De rechtbank wees het verzoek om vrijstelling van het griffierecht toe, maar oordeelde dat er geen aanleiding was om de inspecteur te veroordelen in de kosten van de procedure. De uitspraak werd gedaan door mr. B. van Walderveen, rechter, in aanwezigheid van griffier E.H. Mazel. De beslissing is openbaar uitgesproken, maar niet op een openbare zitting vanwege coronamaatregelen. Partijen kunnen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.