ECLI:NL:RBNHO:2020:3926

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
27 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 2553
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in verband met urgentie huisvesting

Op 26 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die in 2015 gescheiden is, heeft op 4 februari 2020 een verzoek om urgentie ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, omdat hij logeert bij zijn schoonfamilie en later bij zijn vader. Het college heeft dit verzoek op 9 april 2020 afgewezen, omdat verzoeker volgens hen geen urgent huisvestingsprobleem heeft en zijn woonprobleem binnen redelijke termijn zelf kan oplossen. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening.

De zitting vond plaats op 19 mei 2020, waarbij verzoeker aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. Tijdens de zitting heeft verzoeker zijn situatie nader toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij sinds het verlaten van zijn woning een zwervend bestaan leidt en soms op een camping verblijft. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoende heeft onderbouwd dat zijn leefsituatie anders is dan hij bij zijn aanvraag heeft beschreven.

De voorzieningenrechter concludeert dat er geen aanleiding is om een voorlopige voorziening te treffen, omdat niet vaststaat dat het bestreden besluit onjuist is. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij binnen een redelijke termijn geen kans maakt op een woning in de regio IJmond/Zuid-Kennemerland. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, en zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/2553
uitspraak van de voorzieningenrechter van 26 mei 2020 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] te [woonplaats] , verzoeker

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, verweerder
(gemachtigde: [naam 1] ).

Procesverloop

Bij besluit van 9 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder geweigerd verzoeker voorrang te verlenen boven andere woningzoekenden.
Verzoeker heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2020. In verband met de uitbraak van het coronavirus heeft de zitting met gebruikmaking van tweezijdige elektronische communicatiemiddelen plaatsgevonden. Verzoeker heeft deelgenomen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker is in 2015 gescheiden. In januari 2020 is de echtelijke woning verkocht en heeft hij de woning verlaten. Hij heeft op 4 februari 2020 verzocht om urgentie. In zijn aanvraag heeft hij aangegeven dat hij logeert bij schoonfamilie. In het onderzoeksverslag wordt vermeld dat verzoeker tijdens het gesprek op 27 februari 2020 heeft verteld dat hij in een kamer logeert bij zijn vader.
3. Verweerder heeft het verzoek afgewezen omdat geen sprake is van een urgent huisvestingsprobleem, nu verzoeker inwonend is. Daarnaast wordt verzoeker geacht zijn woonprobleem binnen redelijke termijn zelf op te lossen. Verweerder heeft er daarbij op gewezen dat verzoeker sinds 16 november 2016 staat ingeschreven bij de regio IJmond/Zuid-Kennemerland en [#] jaar oud is, waardoor hij op seniorenwoningen kan reageren.
4. Verzoeker heeft aangevoerd dat hij niet inwonend is, omdat de vrouw van zijn vader van wie de woning is, niet wil dat hij daar verblijft. Verzoeker heeft voorts aangevoerd dat hem urgentie verleend moet worden op medische gronden. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft hij verwezen naar de verklaring van zijn psychiater ( [naam 2] ) van 17 januari 2019 (de voorzieningenrechter leest: 2020). Verzoeker stelt dat hij dakloos is.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat verzoeker niet heeft onderbouwd dat hij dakloos is. Bij de aanvraag heeft verzoeker aangegeven dat hij bij zijn vader en diens vrouw woont. Met betrekking tot de medische situatie heeft verweerder [naam 3] (arts bij Treve) de verklaring van [naam 2] van 1 april 2020 (gericht aan de bedrijfsarts) voorgelegd. Daarin ziet de arts geen medische urgentie voor verhuizing. Het is niet duidelijk waar verzoeker nu verblijft en (dus) is ook niet duidelijk of en zo ja welke relatie de klachten met de woonsituatie hebben.
Waar het gaat om wat verstaan wordt onder een redelijke termijn heeft verweerder toegelicht dat dit afhankelijk is van de individuele omstandigheden en feiten van de aanvrager. Uitgangspunt is dat indien men binnen een half jaar het woonprobleem zelf kan oplossen, urgentie niet noodzakelijk is. Dat is gebaseerd op het feit dat een urgentieverklaring een half jaar geldig is,
Verzoeker staat sinds november 2016 ingeschreven bij de regio IJmond/Zuid-Kennemerland. De gemiddelde wachttijd voor een seniorenwoning in Bloemendaal en Heemskerk is 3,7 / 3,3 jaar. In de overige gemeenten is de wachttijd gemiddeld langer dan 5 jaar, maar het blijft een gemiddelde, dus ook daar bestaat volgens verweerder de mogelijkheid om met een kortere wachttijd in aanmerking te komen.
6. Ter zitting heeft verzoeker zijn situatie nader toegelicht. In tegenstelling tot wat hij bij zijn aanvraag heeft vermeld, heeft hij niet bij zijn vader kunnen logeren. Zijn vader is op leeftijd en zeer kwetsbaar. De kamer waar verzoeker hoopte te kunnen verblijven ligt vol met medische artikelen van zijn vader. Vanaf het moment dat hij zijn woning heeft overgedragen (eind januari 2020), heeft hij een zwervend bestaan geleid. Soms verblijft hij op de camping bij zijn broer, soms bij vrienden of kennissen en soms in een woning via Airbnb. Op de camping zijn de hygiënische omstandigheden slecht, het is vies en er is schimmel aanwezig. Dat is voor verzoeker nadelig, omdat hij snel last heeft van ontstekingen en hij daarom gebaat is bij goede hygiëne. Met betrekking tot zijn kansen om snel een woning te krijgen in de regio IJmond/Zuid-Kennemerland heeft verzoeker verklaard dat hij iedere dag op de website van Woonservice kijkt en reageert op elke geschikte woning, maar dat hij nooit hoog eindigt in de rangorde.
8. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
8.1
Het is aan verzoeker om te onderbouwen dat zijn leefsituatie verschilt van hoe hij deze bij zijn aanvraag heeft beschreven. Verzoeker heeft dat niet gedaan. Hij zou daartoe verklaringen van bijvoorbeeld zijn broer, vrienden en kennissen, maar bijvoorbeeld ook betaalbewijzen van Airbnb kunnen overleggen. Verweerder zal vervolgens deze informatie moeten betrekken bij de beoordeling van het bezwaar van verzoeker. De voorzieningenrechter merkt daarbij op dat verweerder (ook) de huidige omstandigheden van verzoeker zal moeten betrekken in de beoordeling (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:2852). Zo nodig zal verweerder opnieuw medisch advies kunnen inwinnen.
8.2
Er kan aanleiding zijn om een voorlopige voorziening te treffen als heel duidelijk is dat het bestreden besluit onjuist is. Omdat op dit moment nog niet voldoende vaststaat wat de precieze leefomstandigheden van verzoeker zijn, is ook nog onvoldoende aannemelijk dat het bestreden besluit in de procedure geen stand kan houden. Er is daarom nu geen aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij komt nog dat verweerder de weigering urgentie te verlenen tevens heeft gebaseerd op het standpunt dat verzoeker gezien zijn inschrijvingsduur en leeftijd binnen redelijke termijn voor een woning in aanmerking zou kunnen komen. Verzoeker heeft dat weliswaar betwist, maar hij heeft niet met stukken onderbouwd dat hij binnen een redelijke termijn geen kans maakt op een woning in de regio IJmond/Zuid-Kennemerland.
9. Het vorenstaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen moet worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 26 mei 2020 door mr. L. Boonstra, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.H. Bosveld, griffier. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.