ECLI:NL:RBNHO:2020:3894
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Rensing, een verzoek ingediend om verweerder, de minister voor Rechtsbescherming, te veroordelen in de proceskosten na intrekking van zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening. Eiser had eerder een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag ingediend, welke door verweerder was afgewezen. Na een besluit op bezwaar, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft eiser beroep ingesteld en een voorlopige voorziening gevraagd. Echter, na een nieuwe beslissing op bezwaar waarin het bezwaarschrift gegrond werd verklaard, heeft eiser zijn beroep en verzoek ingetrokken. Eiser verzocht de rechtbank om verweerder in de kosten van de procedures te veroordelen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding en heeft het bedrag vastgesteld op € 525,- voor zowel het beroep als de voorlopige voorziening. Daarnaast is het door eiser betaalde griffierecht van € 348,- door verweerder te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter en tevens voorzieningenrechter, op 20 mei 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.