ECLI:NL:RBNHO:2020:3894

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
20 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
HAA 19/5293 en 19/5294
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot proceskostenvergoeding na intrekking van beroep en verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Rensing, een verzoek ingediend om verweerder, de minister voor Rechtsbescherming, te veroordelen in de proceskosten na intrekking van zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening. Eiser had eerder een aanvraag voor een Verklaring Omtrent het Gedrag ingediend, welke door verweerder was afgewezen. Na een besluit op bezwaar, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft eiser beroep ingesteld en een voorlopige voorziening gevraagd. Echter, na een nieuwe beslissing op bezwaar waarin het bezwaarschrift gegrond werd verklaard, heeft eiser zijn beroep en verzoek ingetrokken. Eiser verzocht de rechtbank om verweerder in de kosten van de procedures te veroordelen, wat de rechtbank heeft toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand in aanmerking komen voor vergoeding en heeft het bedrag vastgesteld op € 525,- voor zowel het beroep als de voorlopige voorziening. Daarnaast is het door eiser betaalde griffierecht van € 348,- door verweerder te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter en tevens voorzieningenrechter, op 20 mei 2020. Vanwege coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Sector bestuursrecht
zaaknummers: HAA 19/5293 (beroep) en 19/5294 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 20 mei 2020 in de zaken tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser/verzoeker,

hierna te noemen eiser,
(gemachtigde: mr. R.M. Rensing),
en
de minister voor Rechtsbescherming, Justitiële uitvoeringsdienst Toetsing, Integriteit en Screening,verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2019 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een Verklaring Omtrent het Gedrag voor de functie van [functie] afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 5 december 2019 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Eiser heeft voorts de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 19 december 2019 heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en het bezwaarschrift gegrond verklaard.
Eiser heeft bij brief van 31 december het beroep ingetrokken. Eiser heeft bij brief van 4 februari 2020 het verzoek ingetrokken. Tegelijk met de intrekking van het beroep en het verzoek heeft eiser verzocht om verweerder op grond van artikel 8:84, vijfde lid, juncto artikel 8:75a, eerste lid en artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bij afzonderlijke uitspraak te veroordelen in de kosten van de procedures bij de rechtbank.
De rechtbank heeft bij brief van 2 januari 2020 verweerder in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
Nu partijen niet hebben verzocht om op een zitting te worden gehoord heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de kosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. In het Besluit zijn nadere regels gesteld over de kosten waarop een veroordeling uitsluitend betrekking kan hebben en over de wijze waarop het bedrag van de kosten wordt vastgesteld.
2. In geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan eiser is tegemoetgekomen, kan ingevolge artikel 8:75a Awb het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten worden veroordeeld. Het verzoek wordt gedaan tegelijk met de intrekking van het beroep.
3. Ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb is artikel 8:75a Awb van overeenkomstige toepassing in de voorlopige voorzieningenprocedure.
4. Vastgesteld wordt dat het beroep en het verzoek zijn ingetrokken en eiser heeft tegelijk met de intrekking van het beroep en het verzoek verzocht verweerder in de proceskosten te veroordelen.
5. De rechtbank ziet aanleiding het verzoek om verweerder in de proceskosten te veroordelen toe te wijzen.
6. De kosten hebben betrekking op door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure bij de rechtbank en komen ingevolge het bepaalde in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten zijn ingevolge het Besluit € 525,- in verband met het beroep (1 punt voor het beroepschrift, wegingsfactor 1) en € 525,- in verband met de voorlopige voorziening (1 punt voor het verzoekschrift, wegingsfactor 1).
7. Ingevolge artikel 8:41, zevende lid, van de Awb dient het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 348,- te worden vergoed door verweerder.

BeslissingDe rechtbank:

- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.
De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus rechter, tevens voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 20 mei 2020. Als gevolg van de maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak met betrekking tot het beroep (AWB 19/5293) kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Raad van State.
Tegen deze uitspraak met betrekking tot het verzoek (AWB 19/5294) staat geen rechtsmiddel open.