ECLI:NL:RBNHO:2020:3891
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking van beroep tegen besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J. Meijer, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het primaire besluit, genomen op 25 juni 2018, wees het verzoek van eiseres om kwijtschelding van haar schuld af. Het bestreden besluit van 30 januari 2019 verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Tijdens de zitting op 10 januari 2020 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst, waarna verweerder op 13 februari 2020 een nieuw besluit nam en het bezwaar alsnog gegrond verklaarde. Eiseres trok haar beroep in op 10 maart 2020 en verzocht om vergoeding van proceskosten.
De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat, omdat het bestuursorgaan aan eiseres is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van eiseres in de proceskosten kan worden veroordeeld. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen en vastgesteld dat de kosten voor rechtsbijstand € 1050,- bedragen, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos op 20 mei 2020, waarbij de uitspraak niet openbaar is gedaan vanwege coronamaatregelen.