ECLI:NL:RBNHO:2020:3883
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake naheffingsaanslag omzetbelasting
Op 25 mei 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser [X], wonende te [Z], en de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam. Eiser had op 13 december 2019 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 31 oktober 2019, die betrekking had op een naheffingsaanslag omzetbelasting over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017. De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat iemand die beroep instelt, op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht moet betalen. In deze zaak bedraagt het griffierecht € 174. Eiser is door de griffier in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar heeft hier niet op gereageerd. De griffier heeft eiser vervolgens nogmaals in de gelegenheid gesteld om het griffierecht te betalen, maar deze brief is onbestelbaar geretourneerd. Eiser heeft geen enkele reactie gegeven op de verzoeken om het griffierecht te betalen.
Aangezien eiser het griffierecht niet op tijd heeft betaald en geen verontschuldiging voor dit verzuim heeft gegeven, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.