In deze zaak heeft eiser, een individu, beroep ingesteld tegen de minister-president, minister van Algemene Zaken, wegens het niet tijdig beslissen op zijn verzoek om informatie, ingediend op 22 maart 2014. Eiser had verzocht om opheldering over informatie die de Rijksvoorlichtingsdienst in 2010 had verstrekt over de status van een bepaalde heer. Na herhaaldelijke verzoeken en ingebrekestellingen, waaronder een aanmaning tot betaling van een dwangsom, heeft de minister op 8 juni 2019 het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens op 1 december 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister op 8 juni 2018 al een beslissing had genomen op het verzoek van eiser, waardoor het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. De rechtbank oordeelt dat eiser geen beroep meer kon instellen, omdat er geen sprake was van een gebrekkige besluitvorming door de minister. De rechtbank heeft ook overwogen dat de termijn voor het indienen van beroep overschreden was en dat de omstandigheden die eiser aanvoerde niet voldoende waren om deze overschrijding als verschoonbaar te beschouwen.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser, zowel tegen het niet tijdig nemen van een besluit als tegen het besluit van 8 juni 2018, niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. W.B. Klaus, rechter, en is op 29 mei 2020 vastgesteld. Vanwege de coronamaatregelen is de uitspraak niet openbaar uitgesproken, maar zal dit alsnog gebeuren zodra het weer mogelijk is.