ECLI:NL:RBNHO:2020:3866
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de kantonrechter in civiele vordering onder de € 25.000
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.B. van Munster, een vordering ingesteld tegen gedaagden, die in persoon procederen. De vordering is ingediend op 4 december 2019, en partijen zijn op 11 maart 2020 gevraagd zich uit te laten over de bevoegdheid van de kantonrechter. Eiseres stelt dat de totale waarde van haar vorderingen onder de € 25.000 ligt, met een specifieke waardevordering van € 23.133,22. Gedaagden hebben niet schriftelijk gereageerd op de vraag naar de bevoegdheid.
De kantonrechter heeft op basis van artikel 71 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de bevoegdheid van de kantonrechter ambtshalve getoetst. Eiseres heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000. De kantonrechter concludeert dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat de vorderingen onder deze grens vallen, en verklaart zich daarom onbevoegd om van de vordering kennis te nemen.
De zaak wordt verwezen naar de sectie Handel en Insolventie van de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, met een rolzitting op 15 juli 2020. Eiseres en gedaagden worden geïnformeerd over de griffierechten die na verwijzing verschuldigd zijn, en de mogelijkheid voor een lager griffierecht voor onvermogenden. Het vonnis is uitgesproken door mr. B. Voogd op 3 juni 2020.