In deze zaak heeft eiser, [X], op 20 augustus 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 26 juli 2019. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 11 november 2019 ter verdere behandeling doorgezonden naar de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.
De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten. Eiser had verzocht om ontheffing van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht, aangezien zijn netto-inkomen hoger was dan 90% van de maximale bijstandsnorm voor een alleenstaande.
Eiser heeft het griffierecht niet tijdig betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging was voor het verzuim van de betaling van het griffierecht. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.