ECLI:NL:RBNHO:2020:3794

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5712
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht

In deze zaak heeft eiser, [X], op 20 augustus 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst van 26 juli 2019. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep op 11 november 2019 ter verdere behandeling doorgezonden naar de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank heeft op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

De rechtbank heeft op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de vereisten van een behoorlijk proces geen behandeling ter zitting vereisten. Eiser had verzocht om ontheffing van het griffierecht vanwege betalingsonmacht, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet voldeed aan de criteria voor betalingsonmacht, aangezien zijn netto-inkomen hoger was dan 90% van de maximale bijstandsnorm voor een alleenstaande.

Eiser heeft het griffierecht niet tijdig betaald, ondanks herhaalde verzoeken van de griffier om dit te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen verontschuldiging was voor het verzuim van de betaling van het griffierecht. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/5712

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiser,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Heerlen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 20 augustus 2019 digitaal beroep ingesteld bij de rechtbank Amsterdam.
Dit beroep richt zich tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 26 juli 2019.
Op grond van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft de rechtbank Amsterdam dit beroep bij brief van 11 november 2019 ter verdere behandeling aan deze rechtbank doorgezonden.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak zonder zitting. Dit beroep zien mede op de opgelegde boete. De rechtbank is van oordeel dat de vereisten van een behoorlijk proces niet nopen tot een behandeling ter zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 8:41, eerste lid, van de Awb griffierecht betalen. In een zaak als deze is het griffierecht op grond van artikel 8:41, tweede lid, van de Awb € 174. Op grond van artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb moet het griffierecht binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier dat het verschuldigd is, zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, is het beroep op grond van artikel 8:41, zesde lid, van de Awb niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Eiser heeft bij brief van 30 januari 2020 verzocht om ontheffing van de betaling van griffierecht vanwege betalingsonmacht. Eiser stuurt ter onderbouwing van zijn betalingsonmacht een uitkeringsspecificatie mee.
4. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aan de criteria voor betalingsonmacht voldoet aangezien zijn netto-inkomen hoger is dan 90% van de maximale bijstandsnorm voor een alleenstaande, en heeft daarom op 9 januari 2020 het beroep op betalingsonmacht afgewezen.
5. De griffier heeft vervolgens bij brief van 13 februari 2020 eiser in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Eiser heeft niet gereageerd. Vervolgens heeft de griffier bij aangetekend verzonden brief van 13 maart 2020 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen vier weken na dagtekening van die brief. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 23 maart 2020 is afgehaald en dat voor ontvangst is getekend. Eiser heeft niet gereageerd.
6. Eiser heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Eiser heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus niet gebleken van een verontschuldiging voor dit verzuim.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 25 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.