ECLI:NL:RBNHO:2020:3779

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 mei 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 20_963
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst

In deze zaak heeft eiseres, [X], op 8 januari 2020 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, die op 18 november 2019 was gedaan. De rechtbank Noord-Holland heeft op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift, die op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt, op 30 december 2019 eindigde. Eiseres heeft het beroepschrift echter pas op 8 januari 2020 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was.

Eiseres heeft aangevoerd dat zij op 5 januari 2020 heeft geprobeerd het beroepschrift digitaal in te dienen, maar dat dit niet is gelukt door foutmeldingen. Tevens heeft zij op 6 januari 2020 contact gehad met een medewerker van de rechtbank over deze foutmeldingen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding kan worden aangenomen. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om binnen de gestelde termijn beroep in te stellen, en het niet tijdig indienen komt voor haar rekening en risico. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het instellen van beroep op 30 december 2019 is verstreken en dat er geen aanleiding is om de niet-ontvankelijkheid te verontschuldigen.

De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/963

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 mei 2020 in de zaak tussen

[X] , te [Z] , eiseres,

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft op 8 januari 2020 digitaal tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 november 2019 beroep ingesteld.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Awb een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
3. Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 18 november 2019 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 30 december 2019.
4. Eiseres heeft het beroepschrift digitaal ingediend op 8 januari 2020. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend. Eiseres stelt dat zij op 5 januari 2020 heeft geprobeerd het beroepschrift digitaal in te dienen en dat dit door de foutmeldingen die zij kreeg niet is gelukt. Verder stelt zij dat zij op 6 januari 2020 contact heeft gehad met een medewerker van de rechtbank over de foutmeldingen. Eiseres onderbouwt dit met bewijsstukken.
5. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van wat eiseres heeft aangevoerd kan geen verschoonbare termijnoverschrijding worden aangenomen. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om binnen de termijn van zes weken beroep in te stellen en dat eiseres dit heeft nagelaten, komt voor haar rekening en risico. De omstandigheid dat het eiseres niet is gelukt om op 5 januari 2020 beroep in te stellen maakt dit niet anders. De termijn voor het instellen van beroep was namelijk reeds op 30 december 2019 verstreken. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is dus geen sprake.
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 25 mei 2020. Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.