ECLI:NL:RBNHO:2020:3779
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Kennelijk niet-ontvankelijk beroep tegen uitspraak op bezwaar van de Belastingdienst
In deze zaak heeft eiseres, [X], op 8 januari 2020 digitaal beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, die op 18 november 2019 was gedaan. De rechtbank Noord-Holland heeft op 25 mei 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep kennelijk niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank overweegt dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift, die op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zes weken bedraagt, op 30 december 2019 eindigde. Eiseres heeft het beroepschrift echter pas op 8 januari 2020 ingediend, wat betekent dat het niet tijdig was.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij op 5 januari 2020 heeft geprobeerd het beroepschrift digitaal in te dienen, maar dat dit niet is gelukt door foutmeldingen. Tevens heeft zij op 6 januari 2020 contact gehad met een medewerker van de rechtbank over deze foutmeldingen. De rechtbank oordeelt echter dat er geen verschoonbare termijnoverschrijding kan worden aangenomen. Het is de verantwoordelijkheid van eiseres om binnen de gestelde termijn beroep in te stellen, en het niet tijdig indienen komt voor haar rekening en risico. De rechtbank concludeert dat de termijn voor het instellen van beroep op 30 december 2019 is verstreken en dat er geen aanleiding is om de niet-ontvankelijkheid te verontschuldigen.
De rechtbank verklaart het beroep derhalve niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van M. van der Elst, griffier. De uitspraak is niet in het openbaar uitgesproken vanwege de coronamaatregelen, maar zal alsnog openbaar worden gemaakt zodra dat weer mogelijk is. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden gedaan bij de rechtbank.