ECLI:NL:RBNHO:2020:3772

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
22 april 2020
Publicatiedatum
20 mei 2020
Zaaknummer
7711427 CV EXPL 19-5284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep op buitengewone omstandigheden in luchtvaartzaak met vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van vlucht HV 6040 van Rijeka naar Eindhoven op 26 augustus 2018. De passagiers vorderen een schadevergoeding op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. Transavia betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die het onmogelijk maakten om te vertrekken van de luchthaven van Rijeka. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagiers hun eindbestemming met een vertraging van meer dan drie uur hebben bereikt, wat in beginsel leidt tot een compensatieplicht voor Transavia, tenzij deze kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

Transavia heeft aangevoerd dat er op de dag van de vlucht sprake was van hevige crosswinds, waardoor de voorafgaande vlucht moest uitwijken naar de luchthaven van Pula. De kantonrechter heeft de argumenten van Transavia beoordeeld en geconcludeerd dat de luchtvaartmaatschappij voldoende heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Transavia alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen, waaronder het vervoeren van de passagiers per bus van Rijeka naar Pula. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van de passagiers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

De beslissing van de kantonrechter is dat de vordering van de passagiers wordt afgewezen, en dat zij de proceskosten moeten vergoeden. Dit vonnis is uitgesproken door mr. L.M. de Vries, kantonrechter, op de openbare terechtzitting van 22 april 2020.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7711427 \ CV EXPL 19-5284
Uitspraakdatum: 22 april 2020
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] , wonende te [woonplaats]

2. [passagier sub 2]wonende te [woonplaats] ,
3. [passagier sub 3]wonende te [woonplaats] ,
eisers,
hierna gezamenlijk te noemen: de passagiers,
gemachtigde: mr. R.D. Cicilia (Flight Claim, onderdeel van ARAG SE),
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.,
gevestigd te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
gedaagde,
hierna te noemen: Transavia,
gemachtigde: mr. M. Reevers.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 17 april 2019 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers op 26 augustus 2018 diende te vervoeren van Rijeka (Kroatië) naar Eindhoven met vlucht HV 6040 (hierna: de vlucht).
2.2.
Volgens de overgelegde boekingsbevestiging zou de vlucht om 15:35 uur lokale tijd vertrekken uit Rijeka en om 17:25 uur lokale tijd in Eindhoven arriveren. De vlucht is met een vertraging van meer dan drie uur uitgevoerd.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 augustus 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 112,50 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 17 april 2019;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering en doet een beroep op buitengewone omstandigheden. Zij voert aan dat op 26 augustus 2018 sprake was van zeer slechte weersomstandigheden op de luchthaven van Rijeka waardoor het voor geen enkel vliegtuig mogelijk was te landen of te vertrekken vanaf Rijeka. Er was sprake van hevige crosswinds (zijwind of dwarswind). Dit had tot gevolg dat de wind haaks op de start- en landingsbaan van Rijeka stond. Er zijn windvlagen gemeten van 35 kts (knopen) tot maximaal 41 kts. Bij het bestaan van crosswinds geldt een limiet van 33 kts. Deze limieten zijn opgenomen in het Operations Manual van Transavia welke onder toezicht van de luchtvaartautoriteit van Nederland (ILT) zijn opgesteld. De slechte weersomstandigheden en de restricties van de luchtverkeersleiding hebben ertoe geleid dat de direct voorafgaande vlucht (HV 6030) moest uitwijken naar de luchthaven van Pula (Kroatië).
4.2.
Transavia licht voorts toe dat vertrek vanaf Rijeka niet mogelijk was en evenmin mogelijk was geweest indien de voorafgaande vlucht wel op Rijeka had kunnen landen. Het METAR bericht vermeldt immers dat omstreeks de geplande vertrektijd van de vlucht er een crosswind stond van 36 knopen, zodat de toegestane limieten voor vertrekkend en landend vliegverkeer vanaf Rijeka werden overschreden. Om de vertraging van de passagiers te beperken, zijn de passagiers per bus van Rijeka naar Pula vervoerd en zijn de passagiers uiteindelijk vanaf Pula naar Eindhoven gevlogen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de passagiers hun eindbestemming met een vertraging van meer dan drie uur hebben bereikt, zodat er in beginsel een compensatieplicht rust op Transavia. Dit is anders indien Transavia kan aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden die zij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet kon voorkomen, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
Ter nadere onderbouwing van haar verweer verwijst Transavia naar het OCC Management Report (productie 1 bij de conclusie van antwoord) daarin is onder meer opgenomen: “
HV6030 diverted to PUY due to winds out of limits. Decided to transport pax from RJK to PUY by buses / Wx forecast was bad.” En “
Turned out to be a good decision, winds out of limits till 1730Z. Now t/o with all pax at 1830Z, and made it to EIN.”Transavia heeft toegelicht dat vanwege de harde wind in Rijeka niet mogelijk was om te landen of te vertrekken vanaf de luchthaven, zodat de voorafgaande vlucht van Eindhoven naar Rijeka moest uitwijken naar de luchthaven van Pula. Ter onderbouwing van de weersomstandigheden heeft Transavia METAR data (productie 2 bij antwoord) overgelegd. Uit de overgelegde data – en de toelichting daarop – volgt dat er gedurende de hele dag sprake was van hevige crosswind (zijwind of dwarswind die haaks op de start- en landingsbaan staat), die boven de toegestane limieten van 33 knopen lag. Nu de geplande vertrektijd van de vlucht van Rijeka naar Eindhoven 13:35 uur UTC (15:35 uur lokale tijd) was, wijst Transavia in het bijzonder naar het METAR bericht van 13:30 uur UTC waaruit volgt dat het regende en er een wind van 36 knopen stond. Transavia heeft voorts nog toegelicht dat bij natte baancondities de limieten voor crosswinds nog strenger zijn dan de, onder toezicht van het ILT opgestelde, limieten van 33 knopen.
5.4.
Hoewel Transavia geen vluchtrapporten heeft overgelegd van zowel de voorafgaande vlucht van Eindhoven naar Rijeka als de onderhavige vlucht van Rijeka naar Eindhoven, heeft Transavia met haar producties en haar toelichting daarop summierlijk, maar voldoende aangetoond dat vanwege de harde wind in Rijeka de voorafgaande vlucht moest uitwijken naar Pula. Anders dan de passagiers, is de kantonrechter van oordeel dat ook indien de voorafgaande vlucht in Rijeka had kunnen landen de onderhavige vlucht niet daarvandaan had kunnen vertrekken, nu uit de overgelegde METAR-data volgt dat gedurende de hele dag sprake was van harde crosswind die boven de toegestane limieten van 33 knopen lag. Het standpunt van de passagiers dat het een bedrijfseconomische keuze van Transavia betreft om de rotatievluchten zo dicht op elkaar te plannen dat een vertraging op de eerste vlucht onvermijdelijk gevolgen heeft voor de tweede vlucht, volgt de kantonrechter om dezelfde reden niet. Vast staat immers dat er sprake was van harde wind op de luchthaven van Rijeka, zodat de onderhavige vlucht niet op het geplande vertrektijdstip daarvandaan had kunnen vertrekken, zodat het in de onderhavige zaak een buitengewone omstandigheid oplevert.
5.5.
De vraag die vervolgens beantwoord moet worden is of Transavia alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. Transavia heeft in dat kader aangevoerd dat nadat de voorafgaande vlucht is uitgeweken naar Pula, zij de passagiers per bus van Rijeka naar Pula heeft vervoerd om de onderhavige vlucht zo snel mogelijk vanaf Pula te laten vertrekken. Dat Transavia mogelijk nog andere mogelijkheden had kunnen treffen om de vertraging te voorkomen dan wel te beperken, zoals de passagiers bij repliek stellen is niet gebleken. De vordering tot betaling van de compensatie zal daarom worden afgewezen. De overige verweren behoeven derhalve geen bespreking meer.
5.6.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia;
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover die daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt;
6.4.
veroordeelt het vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M. de Vries, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter