ECLI:NL:RBNHO:2020:3611

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 mei 2020
Publicatiedatum
14 mei 2020
Zaaknummer
8237299
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldig ontslag op staande voet wegens ernstig verwijtbaar handelen van werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 14 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en Attack B.V. [verzoeker] had op 23 december 2018 een verzoekschrift ingediend na zijn ontslag op staande voet op 28 oktober 2019. De werkgever, Attack B.V., had het ontslag gerechtvaardigd door te stellen dat [verzoeker] zich schuldig had gemaakt aan ernstig verwijtbaar gedrag, waaronder het versturen van provocerende berichten in een WhatsApp-groep en bedreigende uitspraken tijdens een gesprek met de directie. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de gedragingen van [verzoeker] zo ernstig waren dat van Attack niet kon worden gevergd het dienstverband voort te zetten. Het verzoek van [verzoeker] om een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding werd afgewezen. Tevens werd geoordeeld dat Attack geen transitievergoeding verschuldigd was, omdat [verzoeker] ernstig verwijtbaar had gehandeld. Het tegenverzoek van Attack om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een vergoeding werd eveneens afgewezen, omdat Attack niet voldoende had onderbouwd dat [verzoeker] opzet of schuld had.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 8237299 \ EJ VERZ 19-370 (IL)
Uitspraakdatum: 14 mei 2020
Beschikking in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. P.P.J.L. Appelman
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Attack B.V.,
gevestigd te Heerhugowaard
verwerende partij
verder te noemen: Attack
gemachtigde: mr. N. Poggenklaas

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft op 23 december 2018 een verzoekschrift ingediend. Attack heeft een verweerschrift en een tegenverzoek ingediend. [verzoeker] heeft vervolgens bij brief van 10 maart 2020 het verzoek gewijzigd en nog stukken toegezonden.
1.2.
Op 16 april 2020 heeft een zitting plaatsgevonden. Deze zitting vond in verband met de maatregelen vanwege het coronavirus plaats via het programma Skype voor bedrijven, zodat partijen niet op de rechtbank hoefden te verschijnen. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen beantwoord. De griffier heeft daarvan aantekeningen gemaakt. [verzoeker] en Attack hebben ook pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren [geboortedatum] 1980, is vanaf 28 april 2017 in dienst bij Attack geweest. De functie van [verzoeker] was servicemonteur/ongediertebestrijder met een salaris van nu € 2.300,00 bruto per maand exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op 9 oktober 2019 heeft [verzoeker] de arbeidsovereenkomst opgezegd per 1 januari 2020.
2.3.
Op 10 oktober 2019 heeft [verzoeker] in een WhatsAppgroep met zijn collega’s de volgende app gestuurd:
Beste collega’s, gisteren heb ik officieel ontslag genomen. Er is een mooie baan op mijn pad gekomen: Betere functie, knappe bedrijfswagen, goed salaris, en een gezellige/gezonde sfeer binnen het bedrijf, dus eigenlijk alles wat er bij Attack niet in zit. (…) 1-1-2020 start ik met mijn nieuwe job, misschien dat ik de kerstborrel bij Attack nog ga meemaken, maar ik ga er niet vanuit.
2.4.
Nadat [verzoeker] erover was geïnformeerd dat hij samen met [XX] (de zoon van de directeur van Attack) naar een klus moest, heeft [verzoeker] op 22 oktober 2019 het volgende bericht in de WhatsAppgroep met zijn collega’s gestuurd:
Kan ik [XX] mooi uitleggen wat een waardeloos bedrijf Attack is door wanbeleid van zijn vader! Gaat een topmiddag worden!
2.5.
Attack heeft [verzoeker] vervolgens een officiële waarschuwing gegeven. In haar brief van 24 oktober 2019 schrijft [YY] namens de directie onder andere aan [verzoeker] dat Attack door zijn berichten in de groepsapp is gaan twijfelen aan zijn belofte om zich gedurende de laatste drie maanden volledig voor Attack te blijven inzetten. In de brief staat verder:
In de berichten brengt u het bedrijf en de directie in diskrediet bij collega’s en suggereert u hen beter ook een andere baan te gaan zoeken.
Dat is niet alleen niet kies maar getuigt ook niet van respect.
Bovendien is het verboden in punt 13b van de arbeidsovereenkomst (…)
Ik wijs u erop dat, mocht u nog een keer dergelijke berichten verzenden en/of ons bedrijf, leidinggevende en directie in diskrediet brengen bij collega’s en/of klanten zullen wij hier gepaste maatregelen op nemen.
De brief is per post en op vrijdag 25 oktober 2019 om 17:39 uur per e-mail aan [verzoeker] verzonden.
2.6.
Op 25 oktober 2019 heeft [verzoeker] in de groepsapp op de mededeling van zijn leidinggevende ( [ZZ] dat een van de nieuwe medewerkers niet langer voor Attack zou werken, als volgt gereageerd:
Zullen vast andere feiten hebben gespeeld die hier anders worden voorgeschoteld.
2.7.
Op 25 oktober 2019 om 19:01 uur heeft [verzoeker] in de groepsapp gestuurd:
Maar even zonder grappen [ZZ] , kan je mij vertellen waarom de afgelopen 6 jaar ongeveer 50 medewerkers (met kwaliteiten) door onnatuurlijk verloop zijn vertrokken bij een klein bedrijf als Attack? GRAAG ANTWOORD HIEROP! Of is het gewoon personeel vervangen en schandalig geld binnenharken?
2.8.
Drie minuten later, op 25 oktober 2019 om 19:04 uur, heeft [verzoeker] per e-mail als volgt op de schriftelijke waarschuwing gereageerd:
Beste [YY] ,
De dreigementen van jullie kant maken op mij geen indruk. Deze zullen komende weken op een passende manier worden beantwoord.
met een beleefde groet (…)
2.9.
Op maandag 28 oktober 2019 in de ochtend heeft een bespreking plaatsgevonden naar aanleiding van het voorgaande. Daarbij waren naast [verzoeker] aanwezig: [WW] (directeur), [ZZ] (bedrijfsleider) en [XX] . Tijdens deze bespreking is [verzoeker] op staande voet ontslagen.
2.10.
Bij brief van 28 oktober 2019 heeft Attack het gesprek en het daarin meegedeelde ontslag als volgt aan [verzoeker] bevestigd, voor zover van belang:
De reden voor dit ontslag op staande voet is uitvoerig met u besproken en is hieronder kort samengevat:
  • U heeft meerdere beledigende en provocerende apps in de groepsapp verzonden. In deze berichten brengt u het bedrijf en de directie in diskrediet bij de collega’s en suggereert u hen beter ook een andere baan te gaan zoeken.
  • U heeft uw werkgever en het bedrijf ernstig bedreigd en geïntimideerd. Zowel per mail als tijdens het gesprek van vanmorgen.
Elk van deze gedragingen op zich, maar zeker ook in onderlinge samenhang bezien, levert een dringende reden op in de zin van artikel 7:678 BW en heeft tot gevolg dat wij elk vertrouwen in u verloren hebben.
Van ons kan niet langer gevergd worden het dienstverband met u nog langer te laten voortduren, ondanks dat dit nog maar twee maanden is.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter Attack te veroordelen tot betaling van:
a. een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 2.484,00 bruto met de wettelijke verhoging van 50% en de wettelijke rente,
b. een billijke vergoeding van € 5.000,00 met de wettelijke rente en
c. een transitievergoeding van € 2.809,00 bruto met de wettelijke rente.
Aan dit verzoek legt [verzoeker] ten grondslag – kort weergegeven – dat er geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet.

4.Het verweer en het tegenverzoek

4.1.
Attack verweert zich tegen het verzoek.
4.2.
Verder wordt bij wijze van tegenverzoek verzocht om [verzoeker] te veroordelen tot betaling van een vergoeding van € 2.484,00 met de wettelijke rente, omdat [verzoeker] door opzet of schuld een dringende reden voor ontslag op staande voet heeft gegeven.

5.De beoordeling

het verzoek
5.1.
[verzoeker] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven.
Ontslag op staande voet
5.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven.
5.3.
Alleen als er een dringende reden voor ontslag bestaat, mag een werkgever een werknemer ontslaan zonder schriftelijke instemming van die werknemer (zie artikel 7:677 lid 1 BW en artikel 7:678 BW). Zo’n dringende reden kan bestaan als de werknemer zich zo gedraagt dat het niet redelijk is om van de werkgever te verlangen dat hij hem nog in dienst houdt. Bij de beoordeling of dit het geval is, moet de rechter rekening houden met alle omstandigheden die in het specifieke geval spelen. De kantonrechter is in het onderhavige geval van oordeel dat de gedragingen van [verzoeker] zo ernstig zijn dat van Attack niet langer gevergd kon worden de arbeidsovereenkomst, die al door [verzoeker] zelf was opgezegd en nog twee maanden zou duren, te laten voortduren. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.4.
De kantonrechter acht het aannemelijk geworden dat [verzoeker] zich tijdens het gesprek op 28 oktober 2019 zowel verbaal als non-verbaal agressief heeft opgesteld en de directeur ( [WW] ) heeft bedreigd. Dat blijkt uit de schriftelijke getuigenverklaringen van [ZZ] en [XX] , die elkaar op een belangrijk onderdeel ondersteunen. [ZZ] heeft onder meer verklaard dat [verzoeker] een agressieve intimiderende indruk op hem maakte met name door hoe hij vooral naar [WW] keek, dat [verzoeker] direct fel tekeer ging tegen [WW] en dat [verzoeker] op een gegeven moment tegen [WW] zei: “die prijs ga jij betalen”, wijzend met zijn vinger. [ZZ] heeft ook verklaard dat [verzoeker] op een gegeven moment aangaf dat het tijd is dat iemand hem (
de kantonrechter begrijpt: [WW]) terugpakt. [ZZ] weet niet zijn exacte woorden meer, maar dat maakte wel veel indruk op hem en kwam op hem zeer bedreigend over, zeker met de mail naar [YY] (
de kantonrechter begrijpt: de in 2.8. vermelde e-mail) in zijn achterhoofd. [XX] heeft onder andere verklaard dat zijn vader een paar keer aangaf dat [verzoeker] rustig moest doen “Want hij ging ook met zijn vinger wijzen en zei dat mijn vader normaal moest doen en dat hij hem terug zou pakken.” En “Hij was heel fel op mijn vader”, aldus [XX] . [WW] zelf heeft onder meer verklaard dat [verzoeker] erg opgefokt en boos was en op een gegeven moment zei dat het tijd werd dat iemand het hem eens betaald zette. [WW] voelde zich op dat moment zo bedreigd en realiseerde zich dat [verzoeker] tijdens zijn werk alle gelegenheid heeft het bedrijf zwaar te kunnen treffen, dat hij geen andere weg zag dan hem op staande voet te ontslaan, aldus de schriftelijke verklaring van [WW] .
5.5.
[verzoeker] betwist dat hij tijdens het gesprek op 28 oktober 2019 zijn werkgever heeft bedreigd en geïntimideerd. Ter ondersteuning van zijn verweer verwijst [verzoeker] naar de door hem gemaakte transcriptie van het door hem opgenomen gesprek. De kantonrechter leidt daaruit af dat [verzoeker] meteen in het begin van het gesprek, op de vraag van [WW] waarom zijn gedrag zo is, antwoordt: “Dat komt door jouw gedrag. Jij hebt mij 2x verrot gescholden. Die prijs ga jij betalen, dat accepteer ik niet. Dat was zonder goede reden dat jij mij verrot scheldt. En dat is vragen om narigheid.” Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij boos was, omdat hij de schriftelijke waarschuwing als een aanval zag, en dat het klopt dat hij er fel in ging. Dit alles ondersteunt dus de verklaring van [ZZ] .
5.6.
[verzoeker] stelt verder dat uit de door hem gemaakte transcriptie niet blijkt dat hij [WW] heeft bedreigd. De kantonrechter acht dit argument niet sterk. De transcriptie is immers eenzijdig door [verzoeker] zelf opgesteld. Het bewijst niet dat het gesprek daadwerkelijk is gegaan zoals [verzoeker] heeft genoteerd. Daarbij komt dat, uitgaande van de transcriptie, [WW] op een gegeven moment vraagt: “Waarom bedreig je mij nu weer, waarom dat?” Deze vraag komt uit de lucht vallen, omdat - volgens de transcriptie - het een reactie is op een mededeling van [verzoeker] over het afsluiten van zijn auto en het bespreekbaar maken daarvan. Ter zitting heeft [verzoeker] hiervoor als verklaring gegeven dat [WW] aanstuurde op een bedreiging die er niet was om tegen hem te kunnen gebruiken; het hele gesprek was in scène gezet. Volgens [verzoeker] zag [WW] zijn opmerking in de e-mail van 25 oktober 2019 over passende maatregelen als een bedreiging. De kantonrechter acht deze redenering niet logisch. Dat alles in scène was gezet, blijkt nergens. [verzoeker] heeft zijn stelling dat hij door twee collega’s was gewaarschuwd dat ze hem een streek zouden leveren, ook niet concreet gemaakt en niet onderbouwd. Daarbij komt dat [ZZ] in zijn schriftelijke verklaring heeft aangegeven dat de transcriptie op dit punt een stuk tekst mist. Volgens Pearse gaf [verzoeker] vóór de vraag van [WW] waarom hij hem bedreigt, aan “dat je zo niet met mensen om mag gaan en dat het tijd is dat iemand hem een terugpakt”. De transcriptie ontzenuwt het andere bewijs dus niet.
5.7.
[verzoeker] heeft ter zitting aangegeven dat de opname van het gesprek compleet is en naar een specialist gestuurd kan worden. Voor zover hij hiermee bedoelt bewijs aan te bieden, is dat te laat. Het had op de weg van [verzoeker] gelegen, in elk geval na ontvangst van het verweerschrift, om de opname al voor de zitting door een deskundige te laten beoordelen en/of uitluisteren. Echter, ook als de huidige transcriptie door een deskundige zou zijn beoordeeld en uitgeluisterd, volgt daaruit dat [verzoeker] zich in het gesprek provocerend en onbehoorlijk heeft opgesteld. Hij is immers fel in de aanval gegaan en heeft meteen na de introductie tegen [WW] gezegd ‘dat hij die prijs gaat betalen’. Daarmee heeft [verzoeker] een grens overschreden in zijn communicatie. Ook als hij zich aangevallen voelde door de schriftelijke waarschuwing, rechtvaardigt dat niet dat hij zich zo onbehoorlijk uitlaat. Attack hoeft het gedrag van [verzoeker] in redelijkheid niet te tolereren.
5.8.
Dit gedrag van [verzoeker] heeft plaatsgevonden kort nadat Attack hem een schriftelijke waarschuwing had gegeven voor het sturen van provocerende apps in de groepsapp. Ondanks deze waarschuwing heeft [verzoeker] op 25 oktober 2019 nog twee apps in de groepsapp gestuurd, waarin hij (de leiding van) Attack ten minste in diskrediet brengt. Verder heeft hij die avond aan de echtgenote van de directeur ( [YY] ) gemaild dat de dreigementen van Attack de komende weken op een passende manier zullen worden beantwoord. Ook dit is op te vatten als een dreigement. Uit de schriftelijke verklaring van [YY] blijkt dat zij dit ook zo heeft opgevat. Ter zitting heeft [verzoeker] verklaard dat hij een ziekmelding bedoelde, maar dat acht de kantonrechter - gelet op de verdere inhoud van het dossier - ongeloofwaardig. [verzoeker] heeft ter zitting ook gezegd dat, als dit anders is overgekomen dan bedoeld, dat uitgepraat had kunnen worden maar die kans hem niet is gegeven. Deze stelling snijdt geen hout. Hij is meteen na zijn e-mail uitgenodigd voor een gesprek op de eerstvolgende werkdag om een en ander uit te praten. Het is aan [verzoeker] te wijten dat dat gesprek vervolgens is geëscaleerd.
5.9.
De kantonrechter concludeert dat de hiervoor genoemde feiten een dringende reden opleveren voor het aan [verzoeker] gegeven ontslag op staande voet. In de gegeven omstandigheden valt niet in te zien welke andere, minder verstrekkende maatregel dan een ontslag op staande voet, Attack had kunnen kiezen. De schriftelijke waarschuwing en het organiseren van een gesprek om het gedrag van [verzoeker] te bespreken, zijn niet afdoende gebleken om zijn (minstens) provocerende en onbehoorlijke gedrag te staken. Hierbij is van belang dat [verzoeker] zijn arbeidsovereenkomst met Attack zelf al had opgezegd en deze nog maar twee maanden zou duren. Verder is van belang dat [verzoeker] al een andere baan had. De gevolgen van het ontslag op staande voet zijn voor hem persoonlijk dus - relatief gezien - beperkt. In deze omstandigheden kon van Attack niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst de laatste twee maanden nog te laten voortduren. Het ontslag op staande voet is dus rechtsgeldig gegeven.
Geen schadevergoeding en billijke vergoeding
5.10.
Dat betekent dat er geen grond is om de verzochte verklaring voor recht te geven en om aan [verzoeker] een vergoeding wegens onregelmatige opzegging en een billijke vergoeding toe te kennen. Het verzoek van [verzoeker] zal op dit punt worden afgewezen.
Transitievergoeding?
5.11.
Omdat de arbeidsovereenkomst ten minste 24 maanden heeft geduurd en Attack de arbeidsovereenkomst heeft beëindigd, is zij aan [verzoeker] in beginsel een transitievergoeding verschuldigd. Attack stelt dat zij de transitievergoeding in dit geval niet verschuldigd is, omdat [verzoeker] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld in de zin van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW.
5.12.
De kantonrechter stelt voorop dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten niet kan worden aangenomen op de enkele grond dat er sprake is van een dringende reden voor onverwijlde opzegging in de zin van artikel 7:677 lid 1 BW. Dat betekent dat afzonderlijk zal moeten worden beoordeeld of de gedragingen van [verzoeker] , die een dringende reden voor het ontslag op staande voet opleveren, ook ernstig verwijtbaar zijn. Daarbij geldt dat de lat voor ernstig verwijtbaar handelen aan de zijde van de werknemer hoog ligt en het criterium met terughoudendheid moet worden toegepast.
5.13.
De kantonrechter is van oordeel dat in dit geval sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] . [verzoeker] is, kort na en ondanks de schriftelijke waarschuwing, op ontoelaatbare wijze de confrontatie met Attack aangegaan. Hij heeft de echtgenote van de directeur een dreigement gestuurd en de directeur bedreigd of geprovoceerd. [verzoeker] stelt dat hij de schriftelijke waarschuwing als een provocatie door Attack heeft opgevat. Dat rechtvaardigt zijn gedrag echter niet. Ook als [verzoeker] de waarschuwing provocerend vond, moet hij zich van het onbehoorlijke karakter van zijn gedrag tijdens de bespreking op 28 oktober 2019 bewust zijn geweest. Attack is de transitievergoeding in dit geval dus niet verschuldigd. Het verzoek van [verzoeker] zal in zoverre worden afgewezen.
het tegenverzoek
5.14.
Attack legt aan het tegenverzoek ten grondslag dat [verzoeker] door zijn gedragingen haar een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen en dat hij om die reden de vergoeding op basis van artikel 7:677 lid 2 BW verschuldigd is, omdat het ontslag ook daadwerkelijk is gegeven.
5.15.
Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW moet er voor toekenning van de daar genoemde vergoeding sprake te zijn van opzet of schuld bij -in dit geval- [verzoeker] . Attack heeft nagelaten die twee elementen afzonderlijk te stellen en vervolgens feitelijk te onderbouwen. Daarom moet dit verzoek, als onvoldoende onderbouwd, worden afgewezen.
het verzoek en het tegenverzoek
5.16.
Omdat partijen over en weer op punten in het ongelijk zijn gesteld en gelet op de uitkomst van de zaken, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen in alle zaken hun eigen proceskosten dragen.

6.De beslissing

De kantonrechter:
het verzoek
6.1.
wijst het verzoek af;
het tegenverzoek
6.2.
wijst het verzoek af;
het verzoek en het tegenverzoek
6.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten betaalt.
Deze beschikking is gewezen door mr. I.H. Lips, kantonrechter en op 14 mei 2020 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter